of omslag opgenomen stukken betrekking hebben, deze band of dit omslag naar een rijksarchiefbewaarplaats zou worden overgebracht. De bepaling van het tijdstip .vaarop de stukken moeten worden overgebracht dient echter te verschillen naar gelang het betreft stukken die zijn ingeschreven vóór 1 januari 1970 en daarna, in verband met de andere wijze van bewaring (vroeger samenvoeging in één of meer banden per jaar, thans per echtpaar in één omslag). den aanzien van de vóór 1 januari 1970 in de huwelijksgoederenregisters opgeno men stukken is thans bepaald dat de overbrenging plaats heeft binnen een tijdvak van tien jaar nadat honderd jaren sedert 31 december na de datum van inschrijving zijn verstreken. De na 1 januari 1970 ingeschreven stukken worden overgebracht binnen een tijdvak van tien jaar nadat honderd jaar sedert de datum van sluiting van het huwelijk zijn verstreken. De tot de huwelijksgoederenregisters behorende kaarten worden overgebracht te zelfder tijd als het laatste op de kaart vermelde stuk. Aan de formulering van deze beschikking geef ik de voorkeur boven die van de eerdergenoemde beschikking waarbij aan de colleges van burgemeester en wethou ders machtiging tot opschorting van de overbrenging van de registers van de bur gerlijke stand is verleend. Men vergelijke: in de beschikking betreffende het cura- teleregister en de huwelijksgoederenregisters is het tijdstip van overbrenging be paald, analoog aan artikel 5, eerste lid, van de wet: 'De overbrengingvindt plaats binnen een tijdvak van tien jaar nadat In de beschikking van 20 september 1968 echter is bepaald dat machtiging wordt verleend 'de overbrenging op te schorten, totdat deze registers honderd jaar oud zijn.' Bevolkingsboekhouding lot ongeveer 1920 bestond de gemeentelijke bevolkingsboekhouding uit vast- bladige bevolkingsregisters. Daarna is van ongeveer 1920 tot ongeveer 1940 (dit vei schilt per gemeente) het zg. gezinskaartensysteem aangehouden, dat vervangen is door de thans gebruikelijke losbladige bevolkingsboekhouding (bevolkings- en verblijfregisters). De oude vastbladige registers zijn in de meeste gemeenten thans vijftig jaar oud en dienen dus ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Archiefwet 1962 te worden overgebracht naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats. Wat betreft het gezins kaartensysteem c. 1920-c. 1940 kan in sommige gemeenten evenwel de behoefte bestaan tot opschorting van de overbrenging. De colleges van burgemeester en wet houders zijn daarom bij beschikking van 21 september 1970 nr. O./M.A. 157.541 II (Stcrt. 1970-188) gemachtigd (niet verplicht!) de overbrenging naar de ge meentelijke archiefbewaarplaatsen van het van ongeveer 1920 tot ongeveer 1940 gehouden, tot het bevolkingsregister behorende, gezinskaartensysteem op te schorten tot uiterlijk het jaar 2000. Deze machtiging is gegeven naar aanleiding van een uit 1962 daterende brief van de minister van binnenlandse zaken, waarin deze de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen verzocht zodra het in [318] voorbereiding zijnde Archiefbesluit in werking zou zijn getreden, machtiging te verlenen tot opschorting van de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van de tot de bevolkingsboekhouding behorende archiefbescheiden die deel uitmaken van een lopend register. In tegenstelling tot de opschorting van de overbrenging van het openbare cura- teleregister en de openbare huwelijksgoederenregisters betekent opschorting van de overbrenging van de bevolkingsboekhouding tevens opschorting van de open baarheid van deze bescheiden. De Archiefraad, die over de brief van de minister van binnenlandse zaken advi seerde (advies nr. 12 van 24 februari 1970) heeft zich vooral over deze consequen tie van opschorting van de overbrenging diepgaand beraden. Op verzoek van de Raad heeft de minister haar ambtgenoot van binnenlandse zaken in overweging gegeven de colleges van burgemeester en wethouders te ont raden bij de overbrenging van de tot c. 1940 bijgehouden bevolkingsboekhouding de openbaarheid daarvan te beperken. Ten aanzien van de na ongeveer 1940 aangelegde archiefbladen, persoonskaarten tn andere bestanddelen van de bevolkingsboekhouding moet de termijn van over brenging berekend worden vanaf het tijdstip van de laatste inschrijving op het archiefblad, de persoonskaart enz. Deze kwestie is dus eerst over enige tientallen jaren aan de orde; de Archiefraad achtte het daarom niet opportuun thans advies uitte brengen over de overbrenging van de na 1940 daterende bevolkingsboekhou ding naar de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen en wat betreft de bij de rijksinspectie van de bevolkingsregisters berustende bescheiden naar de algemene rijksarchiefbewaarplaats en over de openbaarheid van de bevolkingsboekhou ding van na 1940. Afgesloten 10 november 1970. F. C. J. K. [319]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 32