Bijna overal mogen archivarissen binnen dienstverband deelnemen aan vakcongres sen, vaak met vergoeding van reis- en verblijfkosten. In vele landen hebben zij leeropdrachten bij het hoger onderwijs, waardoor zij hun kennis beter tot zijn recht kunnen laten komen: in de Bondsrepubliek 10 van het corps, in Frankrijk 30 vakgenoten, in Italië 31, in België 5, in Nederland 5. De neiging om als wetenschappelijk medewerker geheel en al over te gaan naar een universiteit is bij diverse vakgenoten, die als historici in een archief niet aan hun trekken kunnen komen, groot. Zo gaan de beste krachten soms verloren voor de archieven: in Frankrijk 20 in 20 jaar. Prof. Bautier vindt het vanzelfsprekend dat de archivaris-historicus bij het hoger onderwijs meer bevrediging vindt dan bij het archiefwezen. De taak van de archivaris-directeur In de meeste staten fungeert een directeur-generaal (algemene rijksarchivaris), die naast het beheer van de centrale archiefbewaarplaats en de leiding van de archief dienst inspectie-bevoegdheid heeft t.a.v. de lopende archieven en dikwijls ook t.a.v. de locale archieven. Vaak zijn regionale of departementale archivarissen belast met deze inspectie binnen hun ressort. In enkele landen ontbreekt dat toezicht op de gemeentearchieven (Duitsland, Engeland, Canada). In Italië is de inspectie op de locale en particuliere archieven opgedragen aan 18 regionale inspecteurs. In Nederland zijn provinciale inspecteurs aangesteld. In België en Italië is het financieel beheer van de staatsarchieven gecentraliseerd. Elders hebben de archivarissen eigen verantwoordelijkheid voor het financieel be heer. Ook hebben zij een groot aandeel in het benoemings- en bevorderingsbeleid t.a.v. het ondergeschikte personeel. Ze hebben vaak zitting in allerlei commissies van culturele aard, waardoor hun pres tige vermeerderd wordt. Vooral in Frankrijk is dat het geval. Het gevolg is evenwel dat veel te weinig tijd overblijft voor werkzaamheden van archivistische en histo rische aard. Een ernstig probleem is dat, bij sterke groei van taken, het tekort aan personeel overal schrijnender wordt. Bautier eindigt zijn rapport met het volgende geloofsartikel: 'Mais ce qui est indis pensable c'est que l'archiviste, sous quelle que forme qu'il exerce sa profession, ne devra jamais oublier qu'il est un historiën au service de l'histoire! De taak van de archivaris, discussie De tijd, die uitgetrokken was voor de discussie van een dergelijk veelomvattend thema, was verre van toereikend. Zodoende konden slechts punten aangeroerd wor den, die op volgende tables rondes aparte gespreksonderwerpen zullen moeten uit maken. Onder voorzitterschap van dr. J. Hvidtfeldt (Denemarken) en dr. J. B. Rhoads (U.S.A.) werd aandacht besteed aan: A Overtrokken historische benadering van Bautier. De rapporteur voert op nieuw het pleit voor een historische basis van het beroep, met inachtneming daarbij van de omstandigheid dat de taak voortdurend gegroeid is, zowel wat de soorten van documenten (geluid, film, microfilm) als wat hun behoud en hun gebruik voor administratieve en educatieve naast wetenschappelijke doeleinden betreft. Door Ribberink, Schwebel (Bremen), Williams (Engeland), Rhoads (U.S.A.), Als- berg (Israël), Wyffels (België) en Mannsaker (Noorwegen) wordt aangevoerd dat de administratieve zijde van het beroep (misschien tegen wil en dank) ruim aandacht vraagt. 'Cadre scientifique' en 'contemporainistes' moeten beiden aan hun trekken komen (Wyffels). 'Records management' en 'archival management' zijn in de Verenigde Staten weliswaar gescheiden, maar vallen er onder het zelfde beheer (Rhoads). In Israël is dat ook het geval (Alsberg). De archiefdienst daar is bij ge brek aan een andere organisatie de aangewezen instantie om vernietiging van ar chiefbescheiden ter hand te nemen in het prae-archivale stadium (Bein). Met name in de ontwikkelingslanden moet volgens Wagner (Unesco) de archivaris zich inten sief met 'records management' bezig houden. B Opleidingseisen. Waar de rapporteur uitgaat van een historisch-georiënteerde beroepsopleiding (in Frankrijk niet universitair) met aanvullende practijk-ervaring, legt Ribberink de nadruk op de waarde van een gedegen bredere beroepsopleiding om opgewassen te zijn tegen de gestelde problemen, hetzij van historische, hetzij van juridische of administratieve aard. Aan de Nederlandse Rijks archiefschool, met uni versitaire vooropleiding in de geschiedenis of in de rechten, wordt de Nederlandse all-round archivaris gevormd, die wetenschappelijk en administratief meer presteren kan dan een archivaris, die deels op de practijk-ervaring aangewezen is. Naar de mening van Dülfer (Marburg) zal de academische vooropleiding in de toe komst even goed natuurwetenschappelijk kunnen zijn als historisch of juridisch, hoewel historische belangstelling natuurlijk onmisbaar blijft. C Specialisatie. De voorkeur van de rapporteur gaat duidelijk uit naar vroeg tijdige specialisatie, ofschoon hij er zich van bewust is dat de gespecialiseerde archi varis op het locale niveau minder goed uit de voeten kan. Marquant (Frankrijk) en Williams (Engeland) achten daarentegen juist polyvalentie steeds meer een nood zakelijke hoedanigheid van de archivaris. Alsberg (Israël) stelt het weer anders; terwijl zijn land als een der eerste gekozen heeft voor specialisatie, vindt hij dat een gemeentearchivaris in tegenstelling tot een staatsarchivaris wel toe kan met een algemene vorming (inclusief een voltooide aca demische studie) zonder nadere specialisatie. Kennelijk moet volgens deze opvatting de staatsarchivaris eveneens algemeen gevormd zijn en in een later stadium zich gespecialiseerd hebben. Bekend verondersteld mag worden dat ten onzent, nu de verplichte kennis van het latijn voor historici en juristen afgeschaft is, gedacht wordt aan een gedifferentiëer- de opleiding in de toekomst: een opleiding van archivarissen, die met historische archieven, en een opleiding van archivarissen, die met jonge archieven en archieven onder de administratie zullen werken. Tegenstanders van die gedifferentiëerde op- [310] [311]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 28