voordrachten gehouden werden door Nederlandse en buitenlandse deskundigen. Dat
aan de conferentie door bijna 100 vakgenoten werd deelgenomen, was verheugend.
Om alles zo soepel te laten verlopen als het ging, heeft de organisatiecommissie, be
staande uit mevr. drs. E. P. Polak-de Booy en de heren A. Graafhuis en J. A. Masse-
link, veel werk verzet. De muzikale archivarisfamilie Klaasen verzorgde een voor
treffelijk avondprogramma.
De drie Nederlandse sprekers, de heren mr. A. E. M. Ribberink, H. H. M. Dinkgreve
hoofd van het gemeentelijk bureau voor documentatie en registratuur te Amster
dam en H. J. van Meerendonk, beklemtoonden de noodzaak van driehoeksover
leg tussen administratie, registratuur en archivariaat ter bereiking van een verant
woorde waardebepaling met betrekking tot vernietiging. Deze opvatting werd door
de aanwezigen unaniem overgenomen.
Op 24 november heeft het bestuur zich tot de minister gericht met het verzoek op
korte termijn alle maatregelen te nemen, die de noodzakelijke snelle oplossing vat
het vernietigingsvraagstuk zullen verwezenlijken. Met name hebben wij gevraagd
dat bij het ontwerpen en aanvullen van de in art. 3 van het Archiefbesluit bedoelde
lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden gerekend zal wor
den met de beginselen, die tot uitdrukking zullen komen in een speciale handleiding
voor de selectie en vernietiging.
Het ontwerpen van deze handleiding is gedelegeerd aan een werkgroep, bestaande
uit de heren H. J. vanMeerendonk, S. A. Goedbloed waarnemend chef van de af
deling interne zaken ter gemeentesecretarie te 's-Hertogenbosch en dr. Th. E,
Jensma. Op 22 december 1970 is deze werkgroep begonnen met de werkzaamheden
Een bredere commissie van 9 deskundigen, samengesteld uit vertegenwoordigers van
administratie, registratuur en archivariaat, zal de ontwerp-handleiding beoordelen
op de mérites voor de administratie en voor de wetenschap, en praeadvies uitbren
gen. Dat praeadvies zal in een speciale vergadering van de Vereniging besproken
worden en na goedkeuring aan de minister worden aangeboden.
Bij schrijven van 27 december jl. heeft de minister zich met onze zienswijze verenigd.
Het getuigt van een grote bereidheid tot samenwerking dat al degenen, die door het
bestuur zijn aangezocht om zitting te nemen in werkgroep en bredere commissie, de
uitnodiging aanvaard hebben. Leden van de commissie zijn: mr. J. H. de Vey Mest
dagh rijksarchivaris in Groningen en provinciaal inspecteur van de gemeente-en
waterschapsarchieven aldaar voorzitter; A. Graafhuis adjunct-gemeentearchi
varis van Utrecht secretaris; W. N. Berends hoofd van de centrale afdeling
post- en archiefzaken van het ministerie van landbouw en visserij en voorzitter van
de S.O.D. te 's-Gravenhage; dr. F. A. Brekelmans gemeentearchivaris van
BredaH. H. M. Dinkgreve hoofd van het gemeentelijk bureau voor documen
tatie en registratuur te Amsterdam; drs. F. J. M. Otten chartermeester tweede af
deling Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage; prof. dr. B. H. Slicher van Bath
hoogleraar in de agrarische geschiedenis aan de Landbouw Hogeschool en onder
voorzitter van de Archiefraad te Wageningen; H. W. van Veldhuizen gemeen
telijke archief inspecteur te Rotterdam en P. A. Vervaat districtsregistrator bij het
[90]
centraal adviesbureau voor organisatie, documentatie, registratuur en personeelbe-
heer der Vereniging van Nederlandse Gemeenten te Souburg.
In het november-nummer van 'Overheidsdocumentatie' is een kort verslag van de
studiedagen opgenomen. Het volledig verslag volgt binnenkort in een extra-afleve
ring van het Archievenblad met een grote oplage ten behoeve van de geïnteresseerde
collega's-registratoren. Door royale financiële ondersteuning van de zijde van het
departement is deze uitgave mogelijk.
Op 4 maart 1970 heeft het bestuur de minister verzocht te willen bevorderen dat
door middel van een wetstoevoeging de beheerders der gemeentelijke archiefbewaar
plaatsen, met name de gemeentearchivarissen, ten aanzien van de overgebrachte
registers van de burgerlijke stand erkend worden als bewaarders in de zin van het
Burgerlijk Wetboek, zoals dat met de rijksarchivarissen reeds het geval is ingevolge
art. 15 van de Archiefwet 1962. Wij verwachten dat de minister ons terwille zal zijn
maar rekenen er uit ervaring mee dat de procedure tijd kost.
Het resultaat van de enquête inzake maatschappijgeschiedenis, die door ons medelid
drs. G. J. Mentink is ingesteld ten behoeve van prof. dr. H. F. J. M. van den Eeren-
beemt en dr. Th. P. M. de Jong zal op een tweede conferentie 'maatschappijgeschie
denis' op 29 april te Soesterberg aan het licht komen. Het moge voor ons een stimu
lans zijn in de toekomst con amore mee te blijven werken aan dergelijke wetenschap
pelijke projecten: met de gezamenlijke steun der archivarissen zijn ze uitvoerbaar.
De organiserende instanties zouden het bijzonder op prijs stellen wanneer de leden
van onze Vereniging aan de conferentie op 29 en 30 april deelnemen. In het alge
meen zal de samenwerking wetenschappelijk onderzoeker-archivaris alle aandacht
hebben.
Op 27 mei deelde ik U mee dat de werkgroep - t.v.-uitzendingen onder voorzitter
schap van dr. L. J. L. Pirenne gereed was een concept-draaiboek voor een aantal
televisieprogramma's van gevarieerd karakter als presentatie van het Nederlands
archiefwezen voor te leggen aan de Stichting Teleac ter beoordeling. Op 6 oktober
hebben de heren Pirenne, Mentink. Punt en ik een gesprek gehad met de directeur
en enige andere heren van Teleac. Een programma, waarin informatie over het ar
chiefwezen en archiefproblematiek verwerkt zou worden, bleek geen haalbare kaart
bij de programmacommissie te zijn. Ons huiswerk kwam te bestaan uit het creëren
van een vervolgserie, die moet mikken op een duidelijke groep van archiefgebruikers
met een gemotiveerde gelijkgerichte belangstelling. Rekening houdend met deze
stringente wens, bereidt de werkgroep nu een nieuw ontwerp voor, waarbij aan de
hand van een bepaalde genealogie de mens in zijn ook door de historie bepaald leef
milieu in het centrum geplaatst zal worden.
De redacteur van het Nederlands Archievenblad verdient alle hulde dat hij kans ziet
vier maal per jaar redelijk op tijd een aflevering te laten verschijnen. Aan de finan
ciële gezondmaking heeft de penningmeester een groot aandeel gehad. Zonder de
[91