'een verdere versterking van het personeelsbestand, met name in de functies op
middelbaar niveau, geboden zijn'. Heeft zij zelf op 4 maart 1970, bij de opening van
het vernieuwde archiefgebouw van de gemeente Leiden, geen lans gebroken voor de
aanstelling van voldoende personeel om de oude en de nieuwe taken te kunnen uit
voeren?
Bij de minister en bij het departement ontbreekt het niet aan begrip en goede wil.
Daarmee contrasteren de naakte cijfers van de begroting voor 1971: de materiële
uitgaven rijksarchieven werden teruggebracht van 877.500,tot 845.000,een
personeelsuitbreiding van 7 in plaats van 20 medewerkers werd toegestaan. Die 7
zijn de waarnemend directeur van de Rijks archiefschool en een handvol medewer
kers in de lagere middelbare en lagere administratieve rangen, de laatsten wellicht
nodig om een goede functionering te verzekeren van het bureau algemene zaken van
het Algemeen Rijksarchief, waarbij thans vele administratieve werkzaamheden, die
tevoren tot het takenpakket van de rijksarchivarissen in de provincie behoorden, ge
coördineerd zijn.
Beknotting op de uitgaven is niet het aangewezen middel om een algemeen betreurde
inventarisatieachterstand in te halen!
Met waardering wil ik memoreren dat de Archief raad een grote activiteit aan de dag
blijft leggen ter behartiging van de belangen van het archiefwezen. Hij valt reeds niet
meer weg te denken uit het archiefbestel.
De Raad van advies voor het wetenschapsbeleid heeft op 8 oktober 1970 de Re
gering geadviseerd inzake de bestuurlijke organisatie van het wetenschapsbeleid. De
commissie onder voorzitterschap van de staatssecretaris van binnenlandse zaken kan
nu van dat advies gebruik maken bij de studie, die zij verricht ten behoeve van de
formateur van het volgende kabinet om te komen tot verbeteringen van de inter
departementale taakverdeling en de coördinatie tussen de departementen. Aanbevo
len wordt de instelling van een afzonderlijk directoraat-generaal binnen het kader
van het ministerie van onderwijs en wetenschappen, voor de coördinatie van het we
tenschapsbeleid. Van belang voor ons is de suggestie om bepaalde gebieden, die
nauw met de wetenschapsbeoefening in verband staan en thans niet onder het mini
sterie van onderwijs en wetenschappen ressorteren, zoals bijvoorbeeld het archief
wezen, onder te brengen bij het nieuwe directoraat-generaal.
'Openbaarheid en openheid' zijn titel en uitgangspunt van het in 1970 verschenen
rapport van de commissie heroriëntatie overheidsvoorlichting, de 'commissie-Bies
heuvel' genoemd. In hoeverre en wanneer de in het rapport en in het toegevoegde
'ontwerp-wet openbaarheid van bestuur' verwoorde verlangens gerealiseerd zullen
worden, weten wij nog niet. Met aandacht blijven wij, voor wie de openbaarheid van
de door ons beheerde archiefbescheiden reeds lang regel is, de ontwikkeling volgen.
Zonder twijfel zullen onze collega's-registratoren veel intensiever dan wij met de
consequenties geconfronteerd worden, indien het beginsel van geheimhouding ver
vangen wordt door dat van openbaarheid. Ons medelid prof. dr. M. A. P. Meilink-
Roelofsz heeft in haar inaugurele rede 'Van geheim tot openbaar' het probleem in
historisch perspectief belicht.
[86]
Onder de voortvarende en bezielende leiding van de waarnemend directeur heeft de
Rijks archiefschool zich voorspoedig ontwikkeld. Het reglement en de regeling toe
zicht en werkwijze curatorium werden op 25 maart in de Staatscourant afgekondigd.
Zoals verwacht werd is het aantal adspirant-middelbare archiefambtenaren op de
cursus 1970/71 zo groot, dat aan hen les gegeven wordt in twee klassen. In verband
daarmee moest het docentencorps opnieuw versterkt worden. Het is duidelijk dat
iedere docentenuitbreiding moeite kost omdat zij te zwak bezette archieven belast
met levering van goede werkkracht, terwijl daarenboven de praktijk-opleiding van
meer stagiaires ook meer tijd eist dan feitelijk beschikbaar is.
De waarnemend directeur, mr. F. C. J. Ketelaar, heeft zich bijzonder ingezet voor
een optimale samenwerking tussen archiefschool en archivarissen-praktijkopleiders.
De wijze van begeleiding van de stagiaire was een der zaken, waarover gegevens in
gewonnen werden in de enquêtedie het bestuur op 31 januari 1970 liet uitgaan aan
de archivarissen-beheerders van archiefbewaarplaatsen en provinciale inspecteurs.
Op 12 januari jl. heeft onder auspiciën van de Vereniging te Rotterdam een gedach-
tenwisseling plaats gevonden tussen diegenen, die aan de archieven betrokken zijn bij
de opleiding van stagiaires, de heer Ketelaar als rapporteur, en de docenten, die op
samenspel met de mentoren aangewezen zijn om vruchtbaar te kunnen werken. Be
pleit werd een nauwer contact tussen mentor en docent onderling, synchronisatie in
de praktijk- en schoolopleiding, afbakening van de grens tussen de opleidingen en
vaststelling der verantwoordelijkheden met betrekking tot het werkstuk.
Het enquête-rapport van de heer Ketelaar licht ook uitvoerig in over de materiële
positie van de stagiaire. Het volontair-systeem is aan het verdwijnen, maar in de hui
dige overgangsfase constateren wij te grote verschillen in honorering van de stagi
aires. Bij de besturen van alle gemeenten, die een gemeentearchivaris hebben, is in
middels door het bestuur van de Vereniging aangedrongen op aanstelling van meer
archiefpersoneel overeenkomstig de huidige behoefte en op instelling van beurzen
ten behoeve van stagiaires in overeenstemming met de bestaande rijksregeling. Om
aanstelling van boventallige stagiaires te bevorderen is het idee naar voren gekomen
de benodigde gelden voor gelijke honorering te putten uit van rijkswege te verstrek
ken beurzen (art. 42 van het Archiefbesluit) of uit een door de gemeenten te stichten
vereveningsfonds.
Formatieplaatsen voor stagiaires zijn nog een uitzondering; zolang er om financiële
redenen belemmeringen zijn tot aanpassing van de toegestane personeelssterkte aan
de behoefte, zullen er ook niet veel gecreëerd worden. Veeleer zullen zij die nu in
een redelijk aantal opgeleid worden bij onverhoopte bestendiging van deze situatie
straks moeite hebben om met het diploma op zak onderdak te komen, in weerwil
van de algemeen erkende grote behoefte aan gekwalificeerd archiefpersoneel. Het is
gelukkig dat er nog diverse gemeenten zijn waar de bezuinigingstendenzen van het
Rijk geen navolging vinden. Daaraan is het te danken dat momenteel de vraag het
aanbod overtreft.
In een der eerstvolgende nummers van het Nederlands Archievenblad zullen het
enquêterapport en een verslag van de bijeenkomst van 12 januari worden opgeno
men.
[87]