geven van de huidige situatie van het personeel en een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de opgetreden moeilijkheden. Voorstellen worden gedaan die tot ver betering van deze moeilijkheden moeten leiden. Met betrekking tot de huisvesting van de rijksarchiefdienst wordt gewezen op de slechte situatie van de gebouwen met name o.a. het brandgevaar en het ernstige pro bleem van ruimtegebrek. Aan nieuwbouw van het Algemeen Rijksarchief dient aldus de Archiefraad de hoogste prioriteit te worden gegeven. In bijlage I wordt de tekst weergegeven van de aangehaalde artikelen van de Ar chiefwet 1962 en het Archiefbesluit, in bijlage II wordt in 18 tabellen, 2 grafiekenen 1 diagram aandacht gegeven aan de personele en materiële uitgaven, personeelsbe zetting, aantallen bezoekers, geraadpleegde stukken of delen per bezoeker, alsmede een schema voor de gewenste aanstelling van nieuw personeel in de jaren 1972-1986. Bijlage III bevat de tekst van de aanbiedingsbrief. Het advies heeft een omvang van 99 pagina s en is verkrijgbaar bij de Staatsuitgeverij en de boekhandel. Prijs 6,— (franco per post 6,50). In de pers is veel aandacht aan dit advies besteed. 'Rijksarchief in desolate toestand', meldde Handelsblad /NRC op 30 maart. De Haagsche Courant schreef op 27 maart 'schokkend rapport: rijksarchief warboel', welke bewering op 2 april door bijgaande tekening verduidelijkt werd. Zoek jij "es mooi het dossier ruimtelijke ordening Het lid van de Eerste Kamer, mr. H. van Riel (V.V.D.) stelde op 30 maart schrifte lijke vragen aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk naar aanleiding van het artikel in de Haagsche Courant. Dr. M. A. M. Klompe merkte in haar antwoord o.m. op, dat in een regelmatig tempo planmatig naar ver betering van de huisvesting van de rijksarchiefdienst dient te worden gestreefd. Om 150] tegemoet te komen aan het gebrek aan voldoende geschoold personeel wordt in in tensief overleg met de rijksarchivarissen door de desbetreffende afdelingen van het departement meegewerkt aan organisatieverbetering en formatieuitbreiding. Het ad vies van de Archiefraad is ter kennis gebracht aan de vaste commissie voor C.R.M. De samenvatting, die aan het advies vooraf gaat, wordt hieronder volledig overge nomen. 'Een gebrekkige organisatie, onvoldoende personeel en ongeschikte gebouwen ma ken het de rijksarchiefdienst onmogelijk de Archiefwet uit te voeren. Met kracht en binnen enkele jaren dient de kloof tussen middelen en taken te worden overbrugd, wil de rijksarchiefdienst ooit geraken uit de vicieuze cirkel waarin achterstand volgt op achterstand en taak na taak onuitgevoerd blijft liggen.' Tot deze conclusie komt de Archiefraad in een rapport, dat op 9 juni 1970 is aange boden aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Dr. M. A. M. Klompé, en waarin advies wordt uitgebracht over problemen, oplossingen en prioriteiten bij de rijksarchiefdienst. In december 1968 verzocht minister Klompé aan de Archiefraad haar te adviseren over de problemen bij de rijksarchiefdienst. Zij verzocht suggesties voor oplossingen van de moeilijkheden. De Archiefraad belastte een commissie, bestaande uit prof. mr. J. Th. de Smidt (voorzitter) en de oud-rijksarchivarissen prof. dr. B. H. Slichter van Bath en dr. W. J. Formsma met de voorbereiding van het advies. Als secretaris fungeerde de secretaris van de Archiefraad mr. F. C. J. Ketelaar. Reeds eerder had de minister aan de centrale afdeling organisatie en efficiency van het ministerie opdracht gegeven een organisatieonderzoek bij de rijksarchiefdienst in testellen. Tussen deze afdelingen en de commissie hebben nauwe contacten bestaan. Met toestemming van de minister zijn wederzijds gegevens uitgewisseld. T aakverzwaring. In het algemeen kan men in de afgelopen 20 jaren een aanzienlijke taakverzwaring van het personeel van de rijksarchiefdienst constateren. Er zijn hiervoor verschillen de oorzaken aan te wijzen. Het aantal bezoekers is sterk toegenomen. Bovendien veranderde het type bezoeker. De vaste ervaren klanten werden meer en meer vervangen door promovendi, studen ten en leerlingen: incidentele gespecialiseerde vraagstellers, die meer archivistische assistentie nodig hebben. Er is voorts op historisch gebied een verandering in de vraagstelling gekomen: het onderzoek is meer dan vroeger op sociaal- en econo- misch-historische vraagstukken gericht. Het verzamelen van de hiervoor benodigde kwantitatieve gegevens kan vaak uitsluitend geschieden door het raadplegen van grote aantallen delen en stukken uit het archiefdepot. Daarnaast is er een groeiende belangstelling voor regionale en plaatselijke geschiedbeoefening door amateurs. Het rapport verwacht bij voortgaande ontwikkeling van de mogelijkheden gegevens tech- [151]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 36