Archiefrecht VI Vernietiging van archiefbescheiden. Bij beschikking van de ministers van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en van onderwijs en wetenschappen van 18 februari 1971 nr. O/MA 156.242/AIZ/RA 47.810 (Stcrt. 59) is aan de bij beschikking van 4 mei 1970 vastgestelde lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van het ministerie van onderwijs en wetenschappen toegevoegd een hoofdstuk b.F. Hoofdafdeling bouw zaken onderwijs (BO). Een ontwerp van dit hoofdstuk van de lijst was reeds in 1969 aan de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk gezonden, doch deze verzocht, op advies van de Archiefraad (advies nr. 10, zie verslag 1969 blz. 52-53), haar ambtgenoot van onderwijs en wetenschappen het voorstel 'in nadere overweging te nemenEen nieuw voorstel kwam enige maanden later. De Archiefraad kon zich met dit voorstel verenigen, zij het niet zonder bedenkingen. In zijn advies nr. 16 (te publiceren bij het verslag 1970) heeft de Raad aangegeven om welke redenen z.i. dit voorstel geen we zenlijke bijdrage tot een krachtige aanpak van de vernietiging van de bij de overheid berustende papiermassa's is. De voorgestelde termijn na het verstrijken waarvan de archiefbescheiden mogen worden vernietigd, brengt nl. met zich mee dat in zeer vele gevallen geen sprake zal zijn van vernietiging vóór de overbrenging van de beschei den naar een archiefbewaarplaats. In de bij beschikking van de ministers van justitie en van onderwijs, kunsten en we tenschappen van 8 september 1956 vastgestelde lijst van voor vernietiging in aanmer king komende stukken voor het archief van het departement van justitie en de ar chieven van de daaronder ressorterende colleges en ambtenaren is een wijziging aan gebracht. Hoofdstuk 12 (bepalingen, uitsluitend geldende voor de raden voor de kinderbescherming), paragraaf 2 (bescheiden van comptabele aard) is opnieuw vast gesteld bij beschikking van de ministers van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en van justitie van 2 maart 1971 nr. O/MA 157.733/DAB/P A 608/070 (Stcrt 60). Het betreft hier een wijziging van één van de onder vigeur van de Archief wet 1918 Stb. 378 tot stand gekomen lijsten van voor vernietiging in aanmerking ko mende stukken (in de terminologie van Archiefwet 1962 en Archiefbesluit: lijstenvan voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden). Op grond van artikel 64 van het Archiefbesluit worden deze lijsten (42 in totaal) gehandhaafd, totdat zij [146] door overeenkomstig artikel 3, derde lid, van het Archiefbesluit vastgestelde lijsten zijn vervangen. Gedeeltelijke wijziging van een oude lijst blijft natuurlijk mogelijk. Uiteraard dienen bij wijziging zowel van een onder vigeur van de Archiefwet 1918 Stb. 378 tot stand gekomen lijst, als van een krachtens de Archiefwet 1962 vastge stelde lijst de regels van het Archiefbesluit inzake vaststelling van lijsten (artikel 3, tweede en derde lid) te worden gevolgd. In zijn advies nr. 21 (te publiceren bij het verslag 1970) heeft de Archiefraad op een aantal formele onvolkomenheden van het voorstel gewezen; bij de vaststelling is met deze bezwaren rekening gehouden. Voorts deelt de Raad mede, bezwaar te hebben tegen de wijze waarop in het voorstel de categorieën archiefbescheiden zijn gegroe peerd, nl. naar vernietigingstermijn (alle bescheiden die na vijf jaren kunnen worden vernietigd bijeen, alle bescheiden die na tien jaar kunnen worden vernietigd bijeen enz.). De lijst suggereert ten onrechte een indeling van vernietigbare stukken volgens termijnen, hetgeen voor de praktijk, waarin van alle categorieën archiefbescheiden elk jaar bescheiden worden vernietigd, geen zin heeft. De Archiefraad meent echter dat eerst bij een algehele heziening van de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van het ministerie van justitie de systematiek nader in beschouwing moet worden genomen. F. C. J. K Afgesloten 1 mei 1971 147]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 34