van de geschiedschrijver het nodige voorbereidend werk is gedaan. Oorkonden-
boeken waaraan betrouwbaar tekstkritisch onderzoek ten grondslag ligt, en waarin
de oorkonden betreffende het terrein dat zij heten te bestrijken zo goed als allen
zijn opgenomen, vormen de onmisbare hulpmiddelen zonder welke vele facetten
van de middeleeuwse geschiedenis, institutionele, sociale, economische, nederzet
tingshistorische, juridische, niet op uitputtende wijze bestudeerd zouden kunnen
worden.
Het eerste deel van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 voldoet
in dit opzicht aan hoge eisen. Het werk van de hand van dr. A. C. F. Koch, ge
meentearchivaris van Deventer, tot stand gekomen onder supervisie van de Com
missie voor de uitgave van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland van de
Koninlijke Academie van Wetenschappen, bevat oorkonden die betrekking hebben
op de twee gewesten binnen het geografische raam van de grenzen van het graaf
schap in 1299; dit dus in tegenstelling tot het oude oorkondenboek van Van den
Bergh, dat van de grenzen van 1482 uitgaat. Oorkonden betreffende gebieden die
ca. 1300 formeel nog bij Utrecht behoren zijn niet opgenomen, temeer daar zij
reeds een plaats hebben gevonden in het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht,
Ook Heusden en Altena vallen buiten het oorkondenboek. Slechts oorkonden be
treffende deze gebieden en dat geldt ook voor de Utrechtse randgebieden
waarin de Hollandse grafelijkheid figureert komen in het oorkondenboek voor.
Oorkonden betreffende de heerlijkheid Arkel zijn en zullen wel worden afgedrukt.
De heerlijkheid is ca. 1300 reeds als een Hollands grensgebied te beschouwen; bij
Utrecht of Gelre behoort het in ieder geval niet. Zouden de oorkonden niet worden
opgenomen, dan ontstaat het gevaar dat zij buiten elk groot oorkondenboek komen
te vallen. Ook zijn oorkonden opgenomen, zij het bekort, die niet op Holland of
Zeeland betrekking hebben, maar waarin de graaf of leden van de grafelijke familie
voorkomen, bijvoorbeeld als getuigen. Dat de bewerker zich beperkt heeft tot de
graven en leden van de grafelijke familie en niet-Hollandse of niet-Zeeuwse oor
konden waarin bijvoorbeeld prelaten en edelen uit deze gewesten voorkomen, heeft
weggelaten, valt mijns inziens wel te betreuren.
De kritische behandeling van de oorkonden is zeer zorgvuldig, grondiger dan in welk
in Nederland verschenen oorkondenboek ook, en slechts vergelijkbaar met buiten
landse uitgaven als de diplomata-serie van de Monumenta Germaniae Historica of
de uitgave van de oorkonden van de Vlaamse graven Boudewijn VIII en Boudewijn
IX door dr. W. Prevenier. Bij het afdrukken van de teksten probeert Koch de
gebruiker zoveel mogelijk archiefonderzoek te besparen. Gaat het om origineel
bewaarde oorkonden, dan geeft hij duidelijk aanwijzingen omtrent de uitwendige
vorm van het stuk. Geoblongeerd schrift, monogrammen, regelscheidingen, toevoe
gingen door latere handen, worden door middel van bepaalde afkortingen en tekens
aangegeven. Is de tekst gebaseerd op afschriften, dan worden met letternoten de
varianten aangegeven. Poliinterpretabele afkortingen met name bij aardrijkskun
dige en persoonsnamen laat de bewerker onopgelost, daarmee de gebruiker een
keuze latend. Interpreterend gaat hij te werk wanneer hij zijns inziens onechte ge
deelten van oorkonden tussen scherpe haken zet, conjectureert tussen vierkante
[138]
haken of tekstgedeelten die kennelijk aan een vooroorkonde zijn ontleend kleiner
drukt.
Zeer uitgebreid zijn de kopnoten boven de oorkondenteksten. Deze beginnen met
opgave van datum en plaats van uitvaardiging, indien conjecturaal dan tussen vier
kante haken. Daaronder volgt een kort regest en een overzicht van de handschrif
telijke overlevering. Bewaarplaatsen, afmetingen van originelen worden opgegeven,
zegels worden beschreven. Is een origineel niet meer voorhanden, dan worden zo mo
gelijk beschrijvingen van het origineel in oude inventarissen, literatuur e.d. aan
gehaald. Vervolgens somt Koch ook bestaande gedrukte tekstuitgaven, facsimilé's,
regesten en gepubliceerde vertalingen op. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wan
neer origineel en afschriften verloren zijn gegaan, is hij voor het afdrukken van
de tekst ook van dit materiaal afhankelijk. Tenslotte wordt een min of meer uitge
breide uiteenzetting gegeven omtrent vorm en ontstaan van de oorkonde, de tekst
reconstructie, de oplossing van de datering, de relatie tot andere oorkonden, de
gehele of gedeeltelijke onechtheid van de oorkonde. Bij oorkonden waarvan de
echtheid reeds vroeger door historici is betwijfeld, wordt een uitgebreid historisch
overzicht gegeven van oudere meningen en disputen dienaangaande, waaraan de
samensteller uiteraard ook zelf zijn standpunt toevoegt. Prachtige diplomatische
verhandelingen ontstaan op die manier, waaronder zeker de vele bladzijden com
mentaar bij de veelbesproken, onechte schenkingsoorkonde van graaf Dirk V voor
de abdij Egmond dd. 1083 juli 26 genoemd moeten worden.2
Opvallend en belangrijk is de uitgebreide wijze waarop Koch deperdita, oorkonden
waarvan niet de tekst maar wel het feit dat zij hebben bestaan bekend is, in het
oorkondenboek heeft verwerkt. Niet alleen oorkonden die in middeleeuwse of latere
inventarissen, in regestenlijsten of oudere en jongere literatuur worden vermeld,
maar ook oorkonden waarvan op grond van een enkele aanwijzing in eigentijdse en
latere oorkonden of in andere bronnen aannemelijk is dat zij er geweest moeten zijn,
krijgen onder een apart nummer een plaats in het oorkondenboek. De bekende of
vermoedelijke datum wordt vermeld, alsmede een regest van de inhoud voor zover
bekend, en een opgave van de bron waarin de oorkonde wordt genoemd. Vaak is
die bron een oorkonde die ook zelf in het oorkondenboek is opgenomen. Zo de
oorkonde van de Utrechtse bisschop Hartbert, uitgevaardigd tussen 1140 juni 2
(zijn bisschopswijding) en begin 1150, waarin hij de abt van Walcheren vergunt
zijn abdij te verplaatsen.3 Het bestaan van deze oorkonde blijkt uit de overgele
verde pauselijke oorkonde, waarbij Eugenius III genoemde vergunning bekrach
tigt.4 In laatstgenoemde oorkonde is sprake van litteris Har. episcopi Traiec-
lensis, waarin deze de verplaatsing van de abdij scripto suo laudavit. Vele van der
gelijke voorbeelden zijn in het oorkondenboek voorhanden. Mijns inziens is hier bij
zonder nuttig werk gedaan: de onderzoeker krijgt op deze manier snel een overzicht
van de gegevens die het oorkondenmateriaal hem verschaft, sneller dan wanneer hij
2 Koch OHZ I, nr. 88.
3 t.a.p. nr. 126.
4 t.a.p. nr. 127.
139]