Boekbespreking Dr. C. A. Rutgers, Jan van Arkel, bisschop van Utrecht. Bijdragen XXXIV van het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht. Wolters-Noordhoff N.V. Groningen 1970. Prijs f 26,(Ook ver schenen als proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht Tot dusverre bestonden er slechts van drie laat-Middeleeuwse Utrechtse bisschoppen min of meer moderne biografieën, nl. van Jan van Nassau, Frederik van Blanken- heim en David van Bourgondië. Dat Jan van Arkel afgezien van de zeer onvol ledige studie van Beysens in 'De Katholiek' (1893-1896) nog niet een plaats in deze rij had verkregen, is stellig te wijten aan de verspreidheid en onoverzichtelijk heid van het bronnenmateriaal betreffende deze bisschop. Dr. Rutgers heeft nu in deze leemte voorzien: behalve de verhalende bronnen bestudeerde hij in de eerste plaats het volledige desbetreffende oorkondenmateriaal, w.o. de respect, door Brom en Post uitgegeven pauselijke stukken en supplieken. Bovendien maakte hij een vlijtig gebruik van de vóór 1364 aanwezige stadsrekenin gen van Deventer en Arnhem. In hoofdstuk I behandelt de schrijver de afstamming en jeugdjaren van Jan van Arkel. Zoals Groesbeek reeds betoogde, blijkt de latere bisschop een zoon te zijn uit het tweede huwelijk van heer Jan III van Arkel en wel met Cunigunde van Virneburg. Toen de te Avignon gewijde bisschop op 8 mei 1343 in het Sticht aankwam, vond hij dit in een deplorabele en zorgwekkende toe stand. Tijdens zijn voorganger Jan van Diest hadden de graven van Holland en Gelre zich door in pand neming van het gehele wereldlijk gezag meester gemaakt. Tal van lasten moesten nog aan de Curie betaald worden. Op uiterst zorgvuldige en minutieuze wijze de lezer heeft vaak moeite hoofd- en bijzaken te onder scheiden gaat de schrijver na, hoe de bisschop met veel energie de toestanden in het Sticht wist te normaliseren. De hoofdstukken I1-1V heten dan ook successie velijk: De strijd om het bestaan van het Sticht; De strijd om de macht in het Sticht; Consolidatie, waarvan men pas kon spreken na 30 juni 1356, toen door de vrede met Holland het voortbestaan van het Sticht verzekerd was. Jan van Arkel heeft zijn doel niet volledig bereikt, dat zou misschien mogelijk ge weest zijn, ware hij niet in 1364 naar Luik overgeplaatst. Hoofdstuk V is gewijd aan het geestelijk bestuur, hierbij komen vele facetten van het toenmalig geestelijk leven ter sprake. Talrijke statuten van in deze tijd gehouden [136] synodes zijn ons overgeleverd. De bouw van de nieuwe Dom werd op alle moge lijke wijzen bevorderd: in 1356 werd een contract gesloten met mr. Godijn van Dormael, die de in 1321 begonnen werkzaamheden aan de toren vervolgde. Hier naast werd ook nog aan de Dom kerk gebouwd. Bij de behandeling van de kerkelijke rechtspraak mis ik de vermelding van het officialaat, vermoedelijk wordt deze instelling in de bronnen niet genoemd, maar als zodanig bestond zij zeker. Tenslotte tracht de schrijver een schets van de persoon van Jan van Arkel te geven; hij noemt hem 'een man van de Gothiek in deze streken'. Het boek eindigt met een stamboom, een afdruk der stukken inzake het proces Abcoude-Linschoten (Cat. Montf. no. 2 is in extenso afgedrukt in OB. Sticht, IV, no. 1777), een frans en duits resumé, een lijst van bronnen en literatuur, een naamregister en twee plattegronden. Op blz. 35 r. 8 v.o. signaleerde ik een storende schrijffout: Matthaeus moet Matthias zijn. F. Ketner A. C. F. Koch, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, deel I, Eind van de 7e eeuw tot 1222. 's-Gravenhage 1970. Uitgave: Martinus Nijhoff. Prijs 90,-. Voor historici die zich bezig houden met de bestudering van de vroegste geschie denis van Holland en Zeeland, is de verschijning van het nieuwe oorkondenboek betreffende deze gebieden een gebeurtenis van groot belang. Het grootste gedeelte van het weinige geschreven bronnenmateriaal waarop men voor de periode vóór 1300 aangewezen is, bestaat uit oorkonden1: materiaal dat in een aantal opzichten moeilijk toegankelijk is. Niet alleen zijn de oorkondenteksten verspreid over vele archieven en bibliotheken voor het nieuwe oorkondenboek bijvoorbeeld is het materiaal bijeengebracht uit 84 instellingen, verspreid over 10 landen maar ook de teksten als zodanig zijn in vele gevallen, zeker wanneer geen originelen zijn overgeleverd, slechts met moeite reconstrueerbaar. En dan: juist de schaarste aan bronnen maakt dat in een oorkonde elke mededeling, elk woord, voor de onder zoeker van belang kan zijn, hetgeen betekent dat iedere tekst met de grootst mogelijke voorzichtigheid moet worden benaderd. De historicus moet bekend zijn met de grondbeginselen van de diplomatiek, rekening houden met de juridische context waarin een oorkonde is ontstaan, echte oorkonden van onechte kunnen onderschei den. Het komt er op neer dat mediaevisten, werkzaam in een periode van bronnen- schaarste, elke oorkonde die zij gebruiken, ook al gaat het hen slechts om een enkel feit, een kleine schakel in hun verhaal, steeds opnieuw aan een kritisch onderzoek zullen moeten onderwerpen, en bovendien stad en land af zullen moeten reizen om hun materiaal althans enigszins volledig bij elkaar te krijgen. Het is zeker in dit verband, dat grote behoefte bestaat aan oorkondenuitgaven waarin ten behoeve 1 Duidelijksheidshalve zij hier vermeld, dat de Nederlandse diplomatiek onder het begrip oorkonde alles verstaat wat de Nederlandse archivistiek met akte aanduidt. [137]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 29