slotte leest men een archiefinventaris niet voor de gezelligheid, maar voor de weten
schap, hetgeen elke archiefbezoeker zal beamen.
De dorpsrekeningen hebben verder nog deze bijzonderheid, dat van elke rekening
alle rendanten en collecteurs zijn vermeld, zodat de beschrijving van een zo op het
oog simpele serie rekeningen van 80 nummers kon opzwellen tot 20 pagina s tekst,
Bovendien zijn alle genoemden nog eens opgenomen in de 'Functie- en beroepen-
index op de inventaris van het oud-archief der gemeente Bakel en Milheeze' en
in de 'Persoonsnamenindex op de inventaris van het oud-archief der gemeente Bakel
en Milheeze', waarna de maker naar ik aanneem voldaan de pen heeft neergelegd
in de billijke overtuiging, dat wie nu nóg niet in staat is Adriaen Janssen, collecteur
der gemene middelen in 1705-1706, te vinden, zich maar verre moet houden van
het Streekarchivariaat van Peelland.
Dit sluit evenwel niet uit, dat opnieuw een verschrikkelijk vermoeden mij bevangt
als ik b.v. onder nr. 409 vermeld vind: 'Rekening enz. van Jan Noye en Jan Smits,
borgemeesteren 1766-1767 en van Jan van der Cruys, beurder der coninxbede 1766-
1767 en der verpondingen 1767 en van Francis van Leyenburgh collecteur der ge
mene middelen 1766-1767. 1 deel'. Het staat er zo simpeltjes en we weten nu dat wij
hier te maken hebben met een burgemeesters- alias dorpsrekening, waarachter naar
brabantse trant die der bede, verponding en gemene middelen zijn gevoegd. Doch
die rekeningen zélf! En die andere 79 rekeningen! Bevatten die geen namen en
feiten, kortom gegevens, die geanalyseerd zouden moeten worden? Ook te Bakel
zal de dorpspomp toch wel eens gerepareerd zijn, of het galmgat van de kerktoren
gereinigd, of het brugje over de Bakelse Loop van een nieuwe leuning voorzien?
En dronken de Bakelse regenten geen bier? Zo ja, wie leverde dat? Jan Jansz of
Piet Pietersz? Hierover vindt men echter niets in de inventaris, terwijl toch elke
heemkundige te Bakel (en ongetwijfeld ook te Milheeze) mij onmiddellijk zal bij
vallen als ik stel dat dit belangrijke gegevens zijn, die zonder meer voor analyse
in aanmerking komen. Wij mogen echt niet te min denken over de rekeningen van
Bakel en Milheeze, maar moeten integendeel met droefenis constateren dat het oud
archief van Bakel en Milheeze nog lange niet ad fundum is uitgeanalyseerd.
Een troosteloze situatie derhalve, die evenwel één lichtpuntje heeft, namelijk, dat
de problematiek waarvoor wij staan door deze inventaris duidelijker wordt geïllu
streerd dan door tien geleerde betogen. Van Emstede, die in staat is een inventaris
waarvoor een met de botte bijl inventariserende vakgenoot ongeveer 10 pagina's
zal nodig hebben te doen uitdijen tot 330 pagina's, blijkt nog lang niet aan het
einde van zijn analyse te zijn. Hij is in feite nog maar net begonnen en zal vele
vervolgdelen en ongetwijfeld ook vele Varia Peellandiae Historiae ex Fontibus nodig
hebben om waarlijk alle gegevens, welke in dit zo rijke archiefje verscholen liggen,
zichtbaar te maken. Hoe lang dit zal duren en hoe kostbaar dit zal worden, is
niemand gegeven te voorzien.
Men kan het bovenstaande helemaal vergeten en de kwestie van de analytische inven
taris geheel anders benaderen, namelijk door de vraag op te werpen of dank zij
de gevolgde methode de geboden stof overzichtelijker is geworden. Mijn antwoord
luidt: nee. Ik ben integendeel van mening, dat de inventarisator zijn archief tot een
[130]
staat van onoverzichtelijkheid heeft geanalyseerd, die men in Nederland niet meer
voor mogelijk zou hebben gehouden. Met alle respect voor zijn enorme werkkracht,
geloof ik, dat hij volkomen op de verkeerde weg is en dat dit archiefje, dat
schat ik een omvang heeft van 10 a 20 meter, meer gebaat zou zijn geweest met
een korte en zakelijke inventaris. Waarna hij naar hartelust had kunnen analyseren
in de Varia Peellandiae Etceterae.
Het is dan ook mijn stellige overtuiging dat degenen, die roepen om analytische
inventarissen, ongelijk hebben. Als de gebruikers m.i. terecht klagen, dat onze
inventarissen te beknopt zijn, dan zullen wij aan dit billijk verlangen moeten vol
doen door het maken van regestenlij sten, brievenlijsten, indices, bronnenpublicaties,
die niet alleen uit wetenschappelijk, maar ook uit vaktechnisch oogpunt het beste
middel zijn om de gegevens in onze archieven zichtbaar te maken.
W. A. Fasel
SUMMARY
The analytic archive-inventory.
In imitation of what is happening in France and Belgium in this field, the analytic
way of drawing up archive-inventories is also used in the Netherlands and in
particular in the province of Noord-Brabant. With reference to the inventory of the
old archives of the municipality of Bakel and Milheze by the district archivist of
Peelland, E. J. Th. A. M. van Emstede, the author arrives at the conclusion that
this method is not satisfactory. The choice of what is important in archives is
always a subjective one. Moreover, it is not the analysis that determines the archi
ves but the archives that determine the analysis, for an analytic approach is impos
sible for larger archives because of their very size while a thorough analysis of
even small archives like those under discussion cannot be made satisfactorily.
[131