tarisator zeer goed aan dat de archief bezoeker bijzonder weinig heeft aan beschrij
vingen als 'Ingekomen stukken. 1700-1900. 328 pakken', doch anderzijds overvalt
hem een gevoel van hopeloosheid als hij zich probeert voor te stellen wat hij dan
wel zou moeten 'analyseren'. Ik heb ernstig getracht me in dit probleem te ver
diepen, doch kwam helaas niet verder dan de ietwat povere constatering dat op het
vlak der analytische inventarisatie geen positieve criteria te stellen zijn, aangezien
deze inventarisatiemethode evenals trouwens elke inventarisatiemethode vol
komen bepaald wordt door een aantal niet te verwaarlozen toevalligheden als:
a. de omvang van het archief, b. de meer of mindere belangrijkheid der stukken
(met de vraag wie die belangrijkheid objectief vermag te beoordelen) en c. de be
schikbare fondsen.
Over inventarisatiemethoden in het algemeen gesproken: mag men het de archi
varis van b.v. Amsterdam kwalijk nemen dat hij zijn serie ingekomen stukken niet
opsplitst in dossiers en bundels, omdat de archivaris van Bakel en Milheeze het
wel doet? Het al dan niet aanwezig zijn van ingangen even buiten beschouwing
latend, doch de omstandigheid in aanmerking nemend dat de serie ingekomen stuk
ken van Amsterdam enige honderden meters lang zal zijn en die van het dorp
Bakel annex Milheeze hooguit enkele meters, zal althans de vakman op de gedachte
brengen, dat collega Van Hoboken het Ajaxstadion de bijvelden zal nodig hebben
alleen al om de stukken uit te leggen en te sorteren, en voorts, dat het werk vele
jaren en duizenden man-uren zal vergen en dat de gemeentelijke begroting ontwricht
zal worden als hij tot publicatie overgaat. Practische puntjes, waarop een ordening
a la Peelland afstuit.
Met de analytische inventarisatie is het in feite precies hetzelfde gesteld. Ik heb
met het probleem geworsteld in Kampen, waar ik registers aantrof met veelzeg
gende namen als 'Oudste Foliant', 'Diversorum A-D', 'Collectorium' e.d., waarop
maar één beschrijving leek te passen, namelijk 'Register van Allerhande zaken'.
In mijn argeloosheid heb ik toen maar inhoudsopgaven gemaakt en deze als bijlagen
opgenomen, waarmede ik een unieke kans om analytisch te inventariseren voorbij
liet gaan. In feite inventariseerde ik natuurlijk wel analytisch, doch op een minder
spectaculaire wijze, namelijk door de analyses te verbannen naar de bijlagen in
plaats van ze her en der in de inventaris uit te strooien. De wetenschap dat ik
en ik niet alleen reeds 'analytisch' inventariseerde toen ik nog niet wist wat
het begrip inhield, zou mij met trots en voldoening moeten vervullen, doch in
werkelijkheid gévoel ik slechts een vage onvrede als ik bedenk dat weliswaar de
meest heterogene registers werden geanalyseerd, doch dat daarnaast zovele registers
om van de losse stukken maar niet te spreken gedoemd waren om ongeanaly-
seerd door de eeuwen te gaan. Waarmede ik hoop te hebben gesuggereerd 'be
wezen' zou een te sterk woord zijn dat het begrip 'analytische inventaris' bijzon
der rekbaar is. Wederom in concreto: Mag men het de man, die zijn 2200 charters
beschrijft in een regestenlijst en die derhalve analytisch te werk gaat, zij het
in een bijlage of vervolgdeel kwalijk nemen dat hij géén regesten maakt van
de 22.000 brieven in zijn archief, op grond van het feit dat de archivaris van Peel
land, de 22 charters van het Bakelse archief niet slechts in regestvorm, maar zelfs
[128]
in extenso afdrukt en daarnaast alle, maar dan ook alle brieven op analytische wijze
benadert? Volkomen afgezien van de prijs van het drukwerk en de gesignaleerde
achterstand in de inventarisatie, die nog veel groter zal worden als wij allen op z'n
Peellands gaan analyseren, ben ik geneigd het de man niet kwalijk te nemen, aan
gezien ik het verschrikkelijke vermoeden heb dat het archief de analyse regeert
en niet andersom. Zodat analyse moeilijker wordt naar mate het archief omvang
rijker en/of belangrijker is. Hetgeen dan weer zou impliceren dat de archieven, die
het eerst voor een analytische inventaris in aanmerking komen, de minste kans
hebben er ooit een te krijgen. Dus alleen geschikt voor kleine archieven?
Bezien wij thans de inventaris van het oud-archief van Bakel en Milheeze eens
nader. Het eerste dat opvalt is, dat de maker inderdaad duchtig aan het analyseren
is geslagen. Het zal geen gemakkelijke opgave zijn geweest het dorpsarchief, dat
uit 621 nummers bestaat, alsmede de gedeponeerde archieven, die respectievelijk
29 en 32 nummers tellen, te doen uitgroeien tot een inventaris van maar liefst 330
pagina's. Reeds dorpsarchief nr. 1, zijnde een 'Register van de Vercrijgh' elders
in Nederland 'cartularium' geheten is uitgeanalyseerd tot 21 pagina's tekst.
Het valt evenwel op, dat de analysering van het Vercrijghboek springt van folio 16v
op 38v en van daar op 41v en van daar op 70, zodat de vraag rijst wat de tussenliggen
de folia mogen bevatten. Weliswaar wordt in de inleiding van de inventaris vermeld
dat de inhoud der voornaamste bescheiden als privileges, rechten en vrijheden zijn
of zullen worden opgenomen in de Varia Peellandiae Historiae ex Fontibus, doch
een kleine verwijzing op de betreffende plaatsen in de inventaris naar deze bron
was toch wel op zijn plaats geweest. Niet elkeen is namelijk zo gelukkig bedoelde
Varia de zijne te noemen, zodat de intenties van de maker onduidelijk zijn. Men is
geneigd te concluderen dat een deel der stukken welke in het Vercrijghboek en elders
in het archief voorkomen, kennelijk niet voor analyse in de inventaris in aanmerking
kwam en dus gezocht moet worden in de Varia, alsook dat de regesten en transcrip
ties, die wèl in de inventaris zijn opgenomen, derhalve in de Varia zullen ontbreken,
doch dan rijst onmiddellijk de vraag, welke waarde de inventaris en de Varia
ten opzichte van elkaar hebben. Bevatten de Varia de voornaamste analyses en de
inventaris de allervoornaamste, of zijn de Varia de belangrijkste bron en was de
inventaris goed genoeg voor het broddelwerk? Erg analytisch lijkt een en ander
mij bepaald niet.
Dit analytisch manco wordt evenwel ruimschoots gecompenseerd door de schier
tomeloze analysatiedrift, die Van Emstede verderop in de inventaris tentoon spreidt.
Hij heeft o.m. alle belastingkohieren, die in een dorp als Bakel de omvang zullen
hebben van een dubbel foliovel of katern en die ik op mijn onbeholpen wijze
inventariserend per belasting in een omslag zou stoppen, afzonderlijk beschreven
en uiteraard ook genummerd, hetgeen het getal inventarisnummers zeer heeft doen
aanwassen. Hetzelfde is gebeurd met de dorpsrekeningen, de rekeningen der belas
tinggaarders enz., die eveneens allemaal afzonderlijk werden beschreven. Van de
621 nummers kregen er dan ook 396 de beschrijving 'Idem als voorgaand' mee,
waardoor de inventaris niet ontkomt aan een zekere eentonigheid. Vermoedelijk
heeft de inventarisator gemeend dat de analyse dit offer waard moet zijn, want ten-
[129]