De vrij strakke organisatie van de bijeenkomsten is indertijd door de toenmalige stadsarchivaris van Antwerpen, prof. dr. F. Blockmans, ontworpen. Het schema is: op vrijdagavond ontvangst door het gemeentebestuur, korte uiteenzetting door de gastheer-archivaris over zijn gemeente, gezellig samenzijn, vaak tot in de kleine uur tjes. Op zaterdagochtend een min of meer academische zitting, waarop twee voor drachten, één door een Belgische en één door een Nederlandse spreker, 's Middags meestal een excursie. Uiteraard wordt van dit schema wel eens afgeweken, maar in het algemeen kan men het iedere keer terugvinden. Het blijkt een adequate formule, die een zekere garantie inhoudt voor de continuiteit. Een vraag, die verschillende malen naar voren kwam was, ook franstalige spreek beurten te houden. Men heeft in dit verband eraan gedacht drie sprekers uit te nodi gen: twee naderlandstaligen, een Belgische en een Nederlandse, en één franstalige, Eén van de moeilijkheden was echter dat dan België altijd twee en Nederland slechts één spreker zou moeten leveren. Er is dan ook niets van gekomen. Wel mag hier met een zekere vreugde geconstateerd worden, dat het op de twaalfde Brabantse archi- varissendag te Deurne eindelijk gelukt is een voordracht in de Franse taal te bren gen: de reeds vermelde lezing van mej. dr. Andrée Scufflaire over de problemen van de zegelkunde. Zonder meer kan gesteld worden, dat de voordrachten op hoog peil staan. Vele er van werden later in druk uitgegeven. Andere waren samenvattingen van eerder ver schenen of nog te publiceren werk. Sommige vormden een eerste aankondiging van een proefschrift. Maar, om een reeds oude toespraak te citeren van de huidige rijksarchivaris in Noord-Brabant, dr. L. P. L. Pirenne, die sinds jaren de in 'het Noorden' gehouden wetenschappelijke ochtendvergaderingen leidt: 'laten wij eerlijk zijn. Dat deze Bra bantse archivarissendagen, die nu een traditie zijn geworden, zo zijn ingeslagen komt eerst en vooral omdat zij inderdaad tot een versteviging van de vriendschapsbanden tussen ambtsbroeders uit het voormalige hertogdom Brabant hebben bijgedragen, Hoe belangrijk de gehouden of te houden referaten kunnen zijn, zij komen in dit ver band toch op het tweede plan. Wij worden ook wijzer van gesprekken aan tafel en prijzen ons gelukkig om de frisse lucht'. Ook de Brabantse archivarissendag heeft echter zijn probleem: de organisatie. In België kwam de voorbereiding tot voor kort practisch geheel voor rekening van de gastheer-archivaris. Gelukkig is deze moeilijkheid daar inmiddels opgelost: Er is thans een vaste werkgroep, die de iedere twee jaar in dat land te houden Brabantse archivarissendag helpt voorbereiden. Maar als Noord-Brabant aan de beurt is wor den vrijwel alle voorbereidende werkzaamheden gedaan door het bestuur van de Kring van Noordbrabantse archivarissen, d.w.z. van het begin af tot nu toe door twee mensen, dr. F. A. Brekelmans, als secretaris en drs. C. Th. Lohmann, als voor zitter. Al is het hier nog niet zo acuut merkbaar als bij het Benelim-Convent, toch blijkt ook hier de organisatie te zeer afhankelijk te zijn van de activiteit van twee mensen. Hoe graag en hoe voortreffelijk beiden dit werk ook doen. wat ik van heel nabij weet, toch ben ik van mening dat deze situatie te gemakkelijk als vanzelfsprekend [124] wordt aanvaard. Hierin verandering te brengen zal niet eenvoudig zijn. Men kan denken aan een oplossing zoals in België, maar men kan zich afvragen of in dit ver band niet veeleer gedacht moet worden aan een structuurwijziging van de Kring zelf. Het is hier niet de plaats om daarvoor suggesties te doen, maar na een dergelijke her structurering, waarbij het o.a. onmogelijk moet worden dat een bestuur 'ten eeuwigen dage herkiesbaar blijft, zou naast het bestuur uit de Kring een 'commissie voor de Brabantse archivarissendag kunnen worden gevormd. Deze inmiddels tot een tra ditie geworden manifestatie heeft er recht op tot een onafhankelijk, d.w.z. niet per soonsgebonden instituut te worden gemaakt. Het moet mogelijk zijn dit te doen, niet alleen zonder afbreuk te doen aan het werk van de collega's Brekelmans en Loh mann, maar veeleer met dankbaarheid en een groot respect voor hun doorzettings- en uithoudingsvermogen. Tenslotte mag hier niet onvermeld blijven dat er uiteraard nog andere Belgisch- Nederlandse contacten bestaan, waarbij archivarissen nauw betrokken zijn. Ik denk o.a. aan de Colloquia over de geschiedenis van 'De Brabantse Stad', waarvan het eerste in 1965 werd gehouden te Leuven op initiatief van de Geschied- en Oudheid kundige Kring voor Leuven en Omgeving, in samenwerking met de Historische Sectie van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord- Brabant. De Historische Sectie organiseerde in 1968 het Colloquium te Breda en onlangs werd te Antwerpen een derde Colloquium georganiseerd door de Provin ciale Commissie voor Geschiedenis en Volkskunde van Antwerpen in opdracht van de Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad. Onder de sprekers en deelnemers bevonden zich steeds vele archivarissen. Er gebeurt dus wel het een en ander. Maar toch. In het reeds genoemde voorlopige Programma van manifestaties, georganiseerd ter gelegenheid van het 25-jarig be staan van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag 1971 komen de archivarissen maar één keer voor. Bovendien staat daar niet helemaal per ongeluk ten on rechte vermeld: 13e Belgisch-Nederlandse Archivarissendag, Antwerpen 19712). Hier is uiteraard bedoeld de 13e Brabantse archivarissendag. Maar ik meen de sa menstellers van het programma heel goed te begrijpen. Ook zij pleiten impliciet voor een regelmatige ontmoeting van een vertegenwoordiging van alle Belgische en Nederlandse archivarissen, zodat dezen eikaars en eigen problemen beter leren zien en samen kunnen proberen tot oplossingen te komen en zodat zij tevens een nood zakelijke bijdrage kunnen leveren aan een meer internationaal gerichte geschied schrijving, zoals deze op het moment zonder meer wordt geëist. Besluit Samenvattend kan gezegd worden: 1 dat de contacten tussen de Belgische en de Nederlandse archivarissen tot heden in het algemeen te vrijblijvend waren; 2 dat mede daardoor in dit overzicht de relaties, nogal eenzijdig, alleen bezien kon den worden vanuit Nederland; 3 dat er op landelijk niveau geen specifieke instelling is, waarbinnen deze contac ten kunnen plaatsvinden; 2 In de 2e editie van het programma is deze vermelding niet gewijzigd. [125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 23