1 een paleografische atlas van de originele oorkonden van vóór het jaar 1200, be
waard in Nederland, België en Luxemburg, met inleiding en indices;
2 een Corpus Vaticano-Burgendicum.
De atlas zou in het Algemeen Rijksarchief te Brussel worden uitgevoerd. Door aller
lei ongunstige omstandigheden vorderde de voorbereiding van deze uitgave slechts
langzaam. Thans (1971) is het grootste deel van de platen van de oorkonden afge
drukt. Er blijft echter nog heel wat te doen. Dit jaar zullen de contacten tussen de
drie landen in verband met deze atlas weer worden opgenomen.
Op het Corpus Vaticano-Burgundicum was vooral van Nederlandse zijde aange
drongen en wel door prof. dr. A. G. Jongkees te Groningen en door de Rijkscom
missie voor Vaderlandse Geschiedenis. Prof. Jongkees aanvaardde de leiding van de
samenstelling van het Corpus, dat de pauselijke bullen en brieven met betrekking tot
de Bourgondische vorsten en het gehele hertogdom, met inbegrip van het graafschap
Bourgondië, vanaf 1363 tot 1482 zou bevatten. Volgens het verslag van de laatste
vergadering van de Commissie in juli 1966 (sic) werd met de voorbereiding van het
Corpus in Nederland een aanvang gemaakt in 1965. Assistenten van prof. Jongkees
hebben te Rome eraan gewerkt. In België was men in 1966 nog niet begonnen. Hoe
het momenteel met dit werk staat is mij niet bekend.
Voor de minder formele contacten was er in Nederland gelukkig een uitweg: de
studiedagen voor archivarissen, die sinds 1956 in welk jaar Carel Bloemen er een
grandioos begin mee maakte regelmatig werden georganiseerd in gemeenschap
pelijk overleg door de algemene rijksarchivaris en het bestuur van onze vereniging.
Hieraan namen regelmatig Belgische collega's deel en niet alleen passief als toehoor
ders; met name dr. Sabbe trad vaak als spreker op. Velen zullen zich zijn knap ge-
improviseerde voordrachten herinneren, in 1958 over de Belgische bronnen voor de
Nederlandse geschiedenis, in 1962 over de Belgische archiefwet en in 1963 over de
educatieve taak van de Belgische archieven.
Een merkwaardig verschijnsel was in dit kader wel de enorme dominantie van dr,
Sabbe. Misschien ligt hier een oorzaak, dat menig individueel contact tussen Neder
landse en Belgische archivarissen uit die tijd gewoon verborgen bleef, en daardoor
weinig werkelijk effect kon sorteren.
Dr. Sabbe had daarnaast echter teveel verdiensten om de nagedachtenis van dit in
1969 overleden erelid van onze vereniging met deze kritische opmerking af te doen,
Waarschijnlijk is ook veel, wat er wel is, tot stand gekomen omdat hij met zoveel
enthousiasme er achter stond en is het ook daardoor mogelijk thans te pleiten voor
een echte ontmoeting van Belgische en Nederlandse archivarissen.
Men zou in dit verband kunnen denken aan bijvoorbeeld twee-jaarlijkse bijeenkom
sten: in 1972 in Nederland, in 1974 in België, enz. Ondanks het bezwaar dat onze
tijd steeds meer en te veel in beslag genomen wordt door congressen, vergaderingen,
studiedagen e.d., ben ik van mening dat zoiets in een reële behoefte zal voorzien.
Uiteindelijk weten wij nog steeds te weinig van elkaar, terwijl toch België en Neder
land in vele opzichten met dezelfde problemen kampen en de archivarissen van beide
landen samen misschien meer kunnen bereiken.
Onmiddellijk zal men hier als grote moeilijkheden de tweetaligheid van België aan
voeren en het feit dat weinig Nederlanders de Franse taal actief beheersen. Ik besef
zeer wel dat die problemen niet onderschat moeten worden en dat deze bij eerdere
pogingen ook een belemmerende rol hebben gespeeld. Maar ik meen dat het moge
lijk moet zijn hiervoor oplossingen te vinden en denk daarbij onder andere het vol
gende.
Men zal duidelijke afspraken moeten maken, waarbij de Franse noch de Nederlandse
taal bevoorrecht wordt. Er moet geen evenredigheid worden nagestreefd van het
aantal voordrachten in de Nederlandse en Franse taal. Een franstalige spreker moet
echter wel toestaan dat aan hem in het Nederlands vragen worden gesteld, die hij
dan echter ook weer in zijn eigen taal mag beantwoorden. Omgekeerd zal uiteraard
hetzelfde moeten gelden voor een nederlandstalige spreker. Dit lijkt mij haalbaar.
Voor de Belgische archivarissen kan het geen moeilijkheid zijn. Alle inwoners van
hun land, die een voltooide middelbare opleiding hebben, beheersen beide talen, al
zullen zij terecht, om hun denkbeelden zo helder mogelijk te formuleren, de voor
keur geven aan één taal. Van de Nederlandse collega's mag gesteld worden dat zij
de Franse taal minstens passief beheersen.
Voor een echt goede communicatie tussen een spreker en zijn gehoor is een tevoren
toegezonden samenvatting een uitstekend hulpmiddel. Dat geldt nog meer wanneer
de voordracht in een, voor een deel van de toehoorders vreemde taal wordt gehou
den. Het lijkt mij daarom goed dit hier zonder meer voor te schrijven. Een vrijwel
ideale toestand wordt verder bereikt als een spreker bovendien bereid is om in zijn
voordracht korte samenvattingen in de andere taal in te lassen, zoals mej. dr. Andrée
Scufflaire dat deed op de twaalfde Brabantse archivarissendag. Het is echter duide
lijk dat zo'n ideaal niet verplicht kan worden gesteld.
Ik heb deze gedachten een beetje uitgewerkt omdat ik ervan overtuigd ben dat de
tijd thans rijp is voor een dergelijke ontmoetingsmogelijkheid. Met de laatste studie
dagen in Woudschoten, die gewijd waren aan de problemen rond acquisitie en ver
nietiging, is ook een nieuwe fase ingeluid voor de relaties tussen de Belgische en
Nederlandse archivarissen. Dat deze contacten minder vrijblijvend academisch en
meer op de harde practijk afgestemd zullen zijn kan blijken uit één van de zeer con
crete conclusies, die de Belgische algemene rijksarchivaris, dr. C. Wyffels, daar for
muleerde :dat het ook in zijn land, waar het archiefwezen tot nu toe overwegend in
handen was van mediaevisten, noodzakelijk is op de contemporaine geschiedenis ge
richte archivarissen aan te trekken en te vormen.
Regionale contacten
Naast de relaties op landelijk niveau bestaan er sinds geruime tijd ook regionale con
tacten: het Benelim-Convent van de 'groot'-Limburgse archivarissen en de Brabantse
archivarissendagen, jaarlijkse bijeenkomsten van de archivarissen, werkzaam binnen
het gebied van het voormalige hertogdom Brabant, d.w.z. de huidige Nederlandse
provincie Noord-Brabant en de beide Belgische provincies Antwerpen en Brabant.
Aan deze beide ontmoetingsmogelijkheden mag hier zeker ruim aandacht besteed
worden, want met name de Brabantse archivarissendagen, waarvan in dit blad regel-
[120]
[121