In memoriam H. Brouwer In de nacht van 10 op 11 februari 1971 overleed in het Gemeenteziekenhuis te 's-Gravenhage na een langdurige ziekte, onze vriend Hans Brouwer. Op 15 februari is hij gecremeerd, conform zijn wens in aanwezigheid van zijn familie en slechts enkele vrienden. Op 18 april 1895 geboren te Leeuwarden, trad Hans Brouwer, na enige jaren H.B.S., in 1911 in dienst bij het Staatsbedrijf der Posterijen en Telegrafie dat was nog in de tijd dat vele jongens met een uitmuntend verstand minder kansen kregen dan nu aan vele middelmatigheden worden verspild. In 1916 verruilde Brouwer de functie van telegrafist 2e klasse op het kantoor 's-Gravenhage voor die van klerk op het Algemeen Rijksarchief. In 1919 trouwde hij met Berendina Berends, die hem in voor- en tegenspoed tot een hulpe is geweest, die hem tot in zijn laatste uur op voor beeldige wijze heeft bijgestaan. Brouwer was de eerste leerling van de door Fruin opgerichte Archiefschool, in 1920 deed hij met goed gevolg het toen pas ingestelde examen voor wetenschappelijk ar chief-ambtenaar der tweede klasse en werd in hetzelfde jaar bevorderd tot adjunct commies. Hij werkte eerst onder de rijksarchivaris dr. Lasonder, die op non-actief kwam bij de beruchte bezuiniging van 1924. Toen Lasonder archivaris van de Ned. Hervormde Kerk werd, koos hij Brouwer tot zijn assistent buiten bureau-uren en de band met de archieven van de Hervormde Kerk werd door Brouwer nooit meer ver broken. Na zijn pensionering reisde Brouwer nog vele jaren langs pastorieën en con sistoriekamers ten plattelande om onder vaak vreemde en voor een ander ontmoedi gende omstandigheden gegevens voor de kerkelijke archiefgidsen te verzamelen. Na de 'reorganisatie' op het Algemeen Rijksarchief kreeg Brouwer als chef dr. Mei link. Over deze werkzame geleerde en hoogstaande mens sprak Brouwer altijd met groot respect. De ambtelijke loopbaan van Brouwer was niet onvoorspoedig; de algemene rijks archivaris Fruin beoordeelde Brouwer als een ijverig en kundig ambtenaar en be werkte in 1927 zijn bevordering tot commies. In 1937, onder Bijlsma, werd Brouwer hoofdcommies en in 1953 werd hij, onder Graswinckel, als eerste bevorderd tot de toen pas ingestelde rang van hoofdarchivist-A. Sedert 1933 was Brouwer, als opvolger van zijn schoonvader, belast met het toezicht op de leeszaal en de nauwgezette, zeker niet altijd gemakkelijke heer Berends ka» zich geen betere opvolger hebben gewenst. Tot zijn pensionering met ingang van 1 mei 1960, dus 27 jaar heeft Brouwer deze post bekleed en hij heeft daar met brede [112] kennis, met onuitputtelijk geduld en met veel humor de talrijke bezoekers van het Algemeen Rijksarchief voortgeholpen. Het was voor een belangrijk deel aan Brou wer te danken dat die instelling, ondanks de kaduke outillage, bij het publiek zo'n goede reputatie genoot. Voor de vele pasbeginnende genealogen, die Brouwer geens zins hield voor de archiefplagen, waarvoor velen van zijn collega's ze hielden, schreef hij in 1941 een Beknopte Handleiding, die in verbeterde vorm onder de titel 'Ge schreven Verleden-Genealogie en Oud Schrift' bij de uitgeverij de Europese Biblio theek al een vijfde druk heeft beleefd. Talloos zijn de pasbeginnende ambtenaren, die Brouwer als eerste mentor hebben gehad en er is niemand, die niet met genoegen aan die eerste leermeester terugdacht. Aan deze activiteit danken wij de Atlas der Nederlandsche Palaeographie, tegen het einde van de oorlog gereedgekomen en vlak na de bevrijding verschenen. Brouwer was een fenomenaal lezer, een natuurtalent. Hij transscribeerde regelrecht op de schrijfmachine in het tempo van een goede typiste de belabberdste handen uit de zes tiende eeuw. Voor de door Prof. De Smidt georganiseerde uitgave van de sententies van de Grote Raad van Mechelen is van dit talent van Brouwer na diens pensione ring nog een nuttig gebruik gemaakt. Brouwer was een ideale collega, altijd hulpvaardig, solidair en eerlijk, vol grappen, die geschikt waren om opgeblazen problemen van niets uitmakende een beroeps ziekte van archivarissen terug te brengen tot hun ware proporties. Zijn wijze van doen met niet op prestaties gefundeerde pretenties was vernietigend. Hij kon zich woedend maken over onrecht en ik kan mij niet herinneren dat hij ooit door vrees werd weerhouden voor zijn opinie uit te komen. Dat hij tijdens de Duitse bezetting niet achter de tralies is terecht gekomen is voor wie hem toen meemaakten altijd een mirakel gebleven. Toen hij in 1959 werd benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau, werd die orde uitgebreid met een lid, wiens karakter uitmuntte door ridder lijkheid. Bij zijn ambtelijk afscheid bleek hoeveel vrienden Brouwer zich had ge maakt. Het laatste dat Brouwer ons heeft geleerd is hoe een man, die niet sentimen teel is, maar die een eenvoudig, vast geloof heeft, zich gedraagt als zijn aardse tent door een slopende ziekte tot de laatste draad wordt afgebroken. Hij had het leven lief, maar vreesde de dood niet. Hij gaf zich over als ziende den Onzienlijke. In het boek der Spreuken van Salomo lezen wij: 'Veel makkers strekken een mens tot onge luk, maar soms is een vriend aanhankelijker dan een broeder'. Zulk een zeldzame vriend hebben wij aan Brouwer verloren. Hij ruste in vrede, verwachtende de weder opstanding. J. L. van der Gouw [113]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 17