3 yo IO DE VICARIEEN IN DE GROTE OF OUDE KERK Laten wij nu aandacht schenken aan de fundatiën in de volgorde, waar in zij op de lijst van het cartularium van de gemene vicarissen in de Oude of Grote kerk voorkomen. Wij zien dan allereerst een drietal stichtingen, welke gedoteerd waren door leden van het Arnhemse riddermatige rege ringsgeslacht Van den Gruythuys (nos. 1-3). Het zijn: 1) vicarie op het altaar van den H. Stephanus, 2) vicarie op het altaar van de H.H. Simon en Judas, apostelen, en 3) vicarie op het altaar van den H. Verlosser. De beide eerste vicarieën waren door Arnoldus van den Gruythuys begiftigd met een jaarlijkse rente uit het Westervoortse veer (d.w.z. uit de helft hiervan), terwijl de derde vicarie door Gercilius van den Gruythuys gedoteerd zou zijn en behalve een rente van 1 pond 's jaars uit het van Willem van Steen bergen afkomstige hertogelijke huis of hof (ook wel herberg) aan de Oude of Grote Markt o.m. nog een jaarlijkse rente uit het Westervoortse veer placht te ontvangen. Ik voeg hier no. 19 van het vicarieënoverzicht, de vicarie van den H. Antonius, belijder, aan toe, omdat het patronaatsrecht van deze fundatie, vroeger in handen van Gheertrudys, moeder van Goswynus Velick (of die Velick), aan Arnoldus van den Gruythuys Gercilius' zoon gekomen is enigen tijd vóór 1394')- De collatores van deze vier altaarstichtingen zijn alle nazaten geweest van Gercilius van den Gruythuys, wiens zoons Gerselys (Gercilius),Ber- tout, Arnt, Goedert en Goesen gezamenlijk handelen bij het verkopen van land in het Arnhemmer Broek in 1368 aan hun verwant („swager") Johan van Giese2). Voorts waren zij erfgenamen en rechtverkrijgenden van Hylle van Angerloe, bezitster van de helft van het Westervoortse veer. Hylle, poorterse van Arnhem, was waarschijnlijk een dochter van Gerardus van Angerloe, schepen en raad van de stad Arnhem (vermeld: 1310-1332), die het aandeel van het Westervoortse veer van Gerardus van Westerwoert (Westervoort), diens vrouw Agneze en hun beider kinderen gekocht had in 1327. Het veer was tynsplichtigj in den hof te Eltingen aan de abdis van Elten en aan den graaf van Gelre (naderhand den graaf van Kleef)3). ^2) Oud-archief Gem. Arnhem, iiiv. no. 6157, fol. 133, reg. 240, opgenomen in de acte van 17 April 1403 (reg. no. 47^). •r^Geertruut, wed. van Deric Vel/ic, gaf 7 Sept. 1398 aan den pastoor van Arnhem een jaarrente uit het huis ie Smit tussén Vreudenberch en Marienborch (oud-archief Gem y Arnhem, inv. no. 6157, fol. 67 /=7 Hentmg7*Schej>ënIastö5ffi3hden als boven, reg. no. 279, 22 April 1327; voor dêri tynsplicht van het halve Westervoortse veer, waarvan Hylle van Angerloe eigenaresse is geweest, vergel. de acte van 15 Oktober 1401, oud-archief Gem. Arnhem, inv. no. 6143, reg. no. 462, voorts R. A. Gelderland, archief Staten van het Kwartier van Arnhem, inv. no. 347, Staat van geestelijke goederen in het Veluwse Kwartier, gemerkt „Mihi", fol. 4 e.v. „Aenteickenungh van de vicarien goederen gehorende in de Grote kerck tot Arnhem", alw. fol. 6 vso: „ijier is tho weten, dat die voerss. twe vicaryen staande ter collatie van die Van Ruytenborch) jaerlix utter het voerss. veher aen den Furst van Cleve geven moeten thien stuver. Aenjdie vrouw van Elten oock thien stuver..."Anna Margaretha van Recke, weduwe van jr. EJiederik van Ruytenburch, heeft deze helft naderhand over-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 4