Varia Een persoonlijk archief is één geheel In een voor de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen door H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem uitgegeven publicatie over Martinus van Marum, Life and Work, werd het tweede hoofdstuk, getiteld: Martinus van Marum, Citizen of Haarlem, geschreven door mejuffrouw dr. G. H. Kurtz, oud-archivaris van die stad. Zij wijst aan het eind van haar opstel op de betreurenswaardige scheiding, die lang na Van Marum's dood in zijn persoonlijk archief werd aangebracht. Wij nemen de desbetreffende passage over, in de hoop dat deze woorden ertoe zullen bijdragen, dat dergelijke archiefverminkingen voortaan achterwege blijven: 'Van Marum's correspondence got into the family records of the D'Aumerie family, together with his two doctor's diplomas of 1773. In 1892 the then secretary of the Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, Prof. Dr. J. Bosscha, was granted by Mr. O. G. d'Aumerie the loan and custody for the Maatschappij, of these diplomas and a number of cases with papers of Martinus van Marum, as an addition to the correspondence with foreign scholars, which had already been sent in 1887 by his uncle, Mr. M. d'Aumerie, at Doesburg. It was the intention to transfer only the scientific correspondence and to leave the letters dealing purely with family affairs in the family records, which are now deposited in the archives of the Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslachts- en Wapenkunde De Nederlandsche Leeuw at The Hague. This separation can hardly be approved of from an archivist's point of view an archivist will allow the destination of the documents to prevail over the contents and will certainly be regretted. Indeed, just as the scientific let ters sometimes touch upon matters concerned rather with the private life of the wri ter or the addressee, in the family letters we also encounter matters of scientific inte rest, as is evident, for instance, from the case of the cholera epidemics at Schevenin- gen1, referred to above. Moreover the intimate correspondence often gives a better all-round picture of the scholar and his environment than official descriptions and eulogies are able to do.' Het op biz. 118 van de vorige jaargang onder Varia gememoreerde referaat van mr. F. C. J. Ketelaar kunnen belangstellenden in verkorte vorm nalezen in het Jaarboekje 1969 van 'Die Haghe', blz. 95-110; over het Haagse Gemeentearchief in het bijzonder de blz. 103-109. 1 In 1832. Dr. J. F. d'Aumerie leidde het cholera hospitaal in de Keizerstraat. Zijn ijver en toewijding blijken vooral uit de brieven van zijn vrouw aan Josina van Woestenberg- Keer, huisgenote en aangenomen nicht van Van Marum. In de briefwisseling van dr. D'Aumerie met Van Marum worden vooral de geneesmiddelen en de behandeling der patiënten besproken. [76] Verslag van het congres gehouden op 17 oktober 1969 door de Studiekring voor documentatie en administratieve organisatie der Overheid (de S.o.d.) over 'Openbaarheid van Overheidsdocumenten' De vraag naar de openheid van het bestuur wordt dezer dagen veelvuldig gesteld. Maatschappelijke organisaties, politieke partijen en de regering houden zich er mee bezig. Het huidige kabinet heeft een commissie ingesteld de 'Commissie heroriëntatie Overheidsvoorlichting' onder voorzitterschap van mr. B. W. Biesheuvel, die de taak heeft gekregen een adviserend rapport op te stellen over deze materie. Eén van de mogelijkheden om tot openheid van het bestuur te komen wordt gezien in de openbaarheid van de overheidsdocumenten. Daar het archiefwezen ten dele zijn wettelijke basis vindt in de in werking tredende openbaarheid van de naar de archiefbewaarplaatsen overgebrachte overheidsbescheiden, mag deze problematiek aan onze aandacht niet voorbijgaan. Derhalve volgt hier een aantal mededelingen over de studiedag van de S.o.d. 17 oktober j.l. gehouden en geheel gewijd aan het onderwerp 'Openbaarheid van Overheidsdocumenten'.1 De dag werd geopend door staatssecretaris mr. C. van Veen ter vervanging van de door ziekte verhinderde Minister van Binnenlandse Zaken, waarna een forum onder voorzitterschap van mr. G. B. J. Hiltermann uitgebreid op de materie inging. Het forum was geschakeerd samengesteld en bestond uit prof. mr. S. F. L. baron van Wijnbergen, die met zijn Nijmeegse oratie van anderhalf jaar geleden de discussie goed op gang gebracht had, mr. E. Brederveld, gemeentesecretaris van Groningen, E. G. Stijkel, de directeur van de Nederlandse Dagbladunie en mr. A. E .M. Ribbe- rink, de Algemene Rijksarchivaris. Om meteen naar een conclusie van het verhandelde toe te werken dient ter zake, dat geen der sprekers zich aansloot bij prof. Van Wijnbergen, die de stelling propageer de, dat de overheidsstukken principieel openbaar moeten zijn tenzij overheidsbelang of belangen van particulieren zulks redelijkerwijze verhinderen. Van Wijnbergen streeft naar de omkering van het bestaande systeem, met als voorbeeld b.v. Zweden, met daarna aanpassing aan onze constitutie. De andere sprekers willen liefst staps gewijze van uit de bestaande situatie de openbaarheid geleidelijk vergroten. De heer Brederveld zocht het daarbij primair in het bestuursvlak: betere voorlichting, duide lijker motivering, inzage mogelijkheid voor raadsleden, hearings om de burgerij bij ontwikkelingen te betrekken etc. Duidelijk verstaanbaar was zijn opmerking, dat er tussen overheden onderling ook meer openheid moet komen. De Heer Stijkel zag voorshands in de openheid van het bestuur, d.w.z. in de mentaliteitsverandering van het bestuur meer voordelen dan in verplichte uitbreiding van de openbaarheid die uitgevoerd moet worden door onwillige ambtenaren. Daarnaast en daarna zag hij wel mogelijkheden voor de uitbreiding van de openbaarheid te beginnen bij de lagere publiekrechtelijke lichamen. De heer Ribberink deed een forse stap in de richting van grotere openbaarheid door de overheidsbescheiden te verdelen in twee groepen, beleids- en uitvoeringsstukken, 1 Belangstellenden wordt verder gewezen op het uitvoerig verslag in Overheidsdocumen tatie van december 1969. [77]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 45