deze bibliografie van 8665 nummers tot stand gebracht hebben. De Nederlandse
Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.) komt dank toe
voor haar financiële steun bij de uitgave. Als naslagwerk heeft de bibliografie, zo
als wij uit eigen ervaring weten, intussen naast de repertoria van boeken en tijd
schriftartikelen betreffende de geschiedenis van Nederland en betreffende Neder
landse Monumenten van Geschiedenis en Kunst en andere soortgelijke werken
reeds een eigen plaats ingenomen. J. H. van den Hoek Ostende
Mr. O. Schutte, Het archief van de familie Vollenhoven, Van Beeck Vollen
hoven. Algemeen Rijksarchief s-Gravenhage 1968.
Deze inventaris, die mr. O. Schutte van een grotendeels Amsterdams archief in Den
Haag maakte, is voortreffelijk. Alles is duidelijk beschreven en gemakkelijk te vin
den. Natuurlijk zijn er, zoals in elke inventaris, wel enige stukken, waarvan de plaat
sing voor meer ingewijden wat verwondering wekt. Ik denk bijvoorbeeld aan no,
15, gedicht van het werkvolk van de katoendrukkerij Buitendruk aan de Overtoom
van Jan Stockelaer, dat onder het hoofd Cornelis Vollenhoven is geplaatst. Toeval
lig is deze Jan een van mijn voorouders en voor zover ik weet moet de familierela
tie uiterst verwijderd zijn geweest. Maar zo'n plaatsing doet er in feite weinig toe;
het stuk komt toch wel tot zijn recht. Slechts één werkelijke fout signaleerde ik: de
verbastering van de bekende naam Couderc tot Van Coudere. Dat is eigenlijk een
compliment voor de vervaardiger, want niets is moeilijker dan het ontcijferen van
namen. Eén fout in een inventaris, die als het ware uit de verte is gemaakt, is in
feite een pluspunt.
Laat ik eerst de inhoud van het archief opsommen, dat enige 17de eeuwse, maar
vooral 18de en 19de eeuwse stukken bevat. Naast de familie Vollenhoven, die door
het huwelijk van de eerste gestudeerde, mr. Hendrik Vollenhoven (1753-1826), met
Catharina Johanna van Beeck, later ook en tenslotte alleen als Van Beeck Vollen
hoven voortleefde, zijn 13 ingetrouwde families behandeld: Willeboorts, Van Gent,
De Haan, Van Beeck, Grijspeert, Willink, Viruly, Van Geel, Hartsen, Brants,
Hooft, Stadnitski, Leembruggen. Dan volgt een afdeling 'Stukken, waarvan de
plaats in het archief niet kon worden bepaald'. Als bijlage vindt men een wat ge
compliceerd, maar uiteindelijk toch zeer begrijpelijk 'Overzicht van de onderlinge
verwantschap tussen de leden van het geslacht Vollenhoven en hun familieleden in
vrouwelijke lijn' en tenslotte de uitvoerige index.
De inventaris van het archief van deze lang Amsterdamse en lang doopsgezinde
familie trok speciaal mijn aandacht, omdat ik in 1959 een inventaris maakte, die
een van de hier ingetrouwde families behandelde. Het is de inventaris van het
familie-archief Brants, die in dit tijdschrift nooit werd besproken, zodat het mij
goed lijkt er iets van te vertellen. In feite was de familie Brants hier niet inge-
trouwd. Louisa Hartsen huwde eerst Jan Isaac de Neufville Brants, daarna Jacob
van Beeck Vollenhoven en de kinderen uit de beide huwelijken groeiden samen op.
[58]
Net als de familie Van Beeck Vollenhoven verliet ook de familie Brants Amster
dam. Maar hier was het uiteindelijk Gelderse geslacht zo verstandig het unieke ar
chief, dat door de bewaarde zakenbrieven een hoogst belangrijke bron voor de
handelsgeschiedenis van geheel Europa is, niet ter wille van de ook zeker aardige
Gelderse stukken uit de 19de eeuw aan het rijksarchief in Arnhem, maar aan het
gemeente-archief van Amsterdam te geven. Het wordt daar ook vooral door bui
tenlanders heel vaak en met veel succes geraadpleegd.
Ik vraag mij af, of dit ook niet beter met het archief Vollenhoven had kunnen ge
beuren. Een toeval wilde, dat twee leden van de familie, mr. Cornelis Vollenhoven
(1778-1849) en mr. Hendrik Vollenhoven (1816-1889), respectievelijk de latere
levensjaren en de gehele carrière in Den Haag hadden gehad. Stukken betreffende
hun werkzaamheden aan het ministerie van buitenlandse zaken werden in 1934 van
andere kant aan het Algemeen Rijksarchief geschonken. Dit heeft waarschijnlijk
de plaatsing van het archief Vollenhoven aldaar in de hand gewerkt. Ik blijf echter
van mening, dat het archief beter tot zijn recht zou zijn gekomen in Amsterdam,
waar het oudere en stellig belangrijker gedeelte een goede aanvulling zou hebben
gevormd op de archieven van verwante doopsgezinde koopmansfamilies.
Het is nu eenmaal zo, dat men niet gemakkelijk voor een kleinigheid in een andere
plaats vragen, die uiteraard dikwijls vergeefs zullen zijn, gaat stellen. Maar in ieder
geval mogen wij ons gelukkig prijzen, dat door de inventaris van mr. O. Schutte
althans daartoe de mogelijkheid bestaat. Bij andere archieven zijn wij niet zo goed
„a I. H. van Eeghen
Schaafsma, Inventaris der archieven van de Drankbestrijdersorganisaties
in de Gemeente Leeuwarden, uitgave van het Gemeentearchief Leeuwar
den, gedrukt bij het Administratief Centrum, 1969.
In de archiefbewaarplaatsen verzamelt zich gelukkig in steeds grotere mate de
schriftelijke neerslag van het gehele religieuze, politieke, culturele, sociale en indu
striële leven van ons volk, waarbij de uiterste tegenstellingen niet ontbreken. In
1958 besprak dr. W. S. Unger in het Archievenblad1 de Inventaris van het oud-ar
chief Rijnbende, drs. A. van der Poest Clement deed in 1965 hetzelfde met de In
ventaris van het oud-archief der distilleerderij en likeurstokerij De Graauwe
Hengst2 en thans ligt van de archieven van de Friese tegenstanders van 'Schiedam'
een keurige inventaris met inleidingen over maar liefst 35 verenigingen voor ons.
1 Twee en zestigste jaargang 1957-1958, blz. 199-200.
2 Ned. Archievenblad 1965 blz. 194, met o.a. de vraag hoe het toch komt dat alle
Schiedamse distilleerderijen nogal vrijmoedig omgaan met de stichtingsdatum, hier ge
steld op 1714, terwijl het archief in 1810 begint. Ook in Amsterdam deed zich die ver
menging van historie en overlevering voor, van de eerbiedwaardige leeftijd van Lucas Bols
anno 1575 moet 74 jaar worden afgetrokken, zoals archiefonderzoek aantoonde. Zie
daarover het artikel van mr. P. van Eeghen in maandblad Amstelodamum 1953, blz.
36-38.
[59]