koestert, die met mijne bedoelingen in allen deele strokenIk ben overtuigd dat eenparigheid der beide Landen in wederkeerig belang is\ De staatsman, die niet zonder spijt de scheiding in 1830 had zien voltrekken, sprak onmiddellijk een klare taal. Hij voegde er aan toe dat beide landen van elkaar wat te leren hadden20. Conway liet Thorbeckes brief aan Leopold I lezen: dit was bij hem een gebruikelijke manier om de Vorst op de hoogte te houden. De Koning zond het schrijven terug met het verzoek het te bewaren, drukte er zijn voldoening over uit en stelde zelfs voor dat Conway later zou pogen Thorbecke te ontmoeten27. Tussen beide staten was een nieuwe brug in aanbouw. Het eerste ministerie Thorbecke trad in april 1853, ingevolge de zgn. Aprilbeweging, af. Na de daaropvolgende verkiezingen trad de staatsman als krachtig oppositieleider op, tot hij in januari 1862 een nieuw kabinet vormde. De correspondentie met Conway hernam in december 1851Zij loopt vrij regelmatig door tot december 1855; in totaal maakt dit twee en veertig brieven van Thorbecke. Dit hernemen schijnt direct verband te houden met twee belangrijke gebeurtenissen op het internationale vlak: eerst het herstel van het keizerrijk in Frankrijk, dan de Oosterse kwestie. Prins Karel-Lodewijk Napoleon (1803-1873) werd in het woelige jaar 1848 tot presi dent van de Franse Republiek verkozen. In feite was dit slechts een etappe op de weg naar de alleenheerschappij: door zijn staatsgreep van de 2e december 1851 trok hij een uitvoerige macht tot zich en in december 1852 nam hij de keizerstitel aan. In de Oosterse kwestie die zich daarna stelde, nam Lodewijk Napoleon in een zekere zin een sleutelpositie in. De bedreiging, die een Russisch-Turkse oorlog op Konstan- tinopel en op de zeeëngten deed wegen, lokte een reactie van Engeland tegen Rusland uit. Doch Groot-Brittannië kon tegen het reusachtige continentale rijk van de Tsaar moeilijk iets ondernemen zonder de medewerking van Frankrijk. Napoleon III schaarde zich aan de zijde van Engeland. Men kent de expeditie naar de Krim. Poli tiek gezien wist de Keizer er munt uit te slaan. Bij de Vrede van Parijs (1856) vleide hij zich met de gedachte de scheidsrechter van Europa geworden te zijn. Wat brengen ons de twee en veertig brieven van Thorbecke uit die tijd? Zij behelzen in de eerste plaats de internationale politiek; verder de binnenlandse politiek in Ne- 28 Zoo wij U in een enkel opzigt, met name in handelswetgeving, voor zijn, in zóó vele andere opzigten hebben wij nog menige schrede te doen, eer wij U inhalen. Ik zou U hebben verzocht, in de maand Mei aanst(aande) te Ley den te komen, ten einde een 25jarig feest, de zilveren bruiloft met mijn Professoraat, te helpen vieren. Gaarne had ik dan commilitones van onderscheidene geslachten om mij gezien. De gang der politische gebeurtenissen heeft het niet gewild. Ik heb mij aan mijne tegenwoordige taak niet kunnen onttrekken. Kan ik haar doen strekken om den band tusschen onze Landen naauwer en naauwer toetehalen, ik za! mij geluk wenschen. De band, die onze personen in oude vriendschap verbindt is, gelukkig, noch van onderhandeling noch van maatregelen van wetgeving of bestuur, afhankelijk. Gij zult mij steeds vinden denzelfden V hartelijk toe genegen vriend'. Thorbecke aan Conway, 's-(Graven)Hage 20.11.1849 AKP Conway nr 64. 27 'La lettre de Thforbeckeest trés satisfaisante, il faudra la conserver et plus tard tacher de le voir'. Leopold I aan Conway, 23.11.(1849) AKP Conway nr 64. [26] derland; de benoeming van een nieuwe Nederlandse gezant te Brussel; de ontmoe ting tussen Leopold I en Thorbecke te Brussel; de ontmoetingen, die beide vrienden met elkaar hadden; tenslotte een aantal details28. In de eerste plaats Thorbeckes berichten en beschouwingen over de internationale toestand. Om deze in hun juiste toedracht te begrijpen, moet men rekening houden met de optiek, waarmee Leopold I keizer Napoleon III zag. Tot aan de staatsgreep van december 1851 lieten de betrekkingen tussen beiden niet te wensen over, wat niet belette dat Leopold I met de grootste aandacht de politieke evolutie in Frankrijk volgde. Doch in februari-maart 1852 gaf hij in privébrieven aan koningin Victoria onomwonden zijn ongerustheid ten overstaan van de gewijzigde toestand in Frank rijk te kennen. Dit gevoelen van de Vorst werd trouwens door de Belgische regering gedeeld. Twee feiten gaven reden tot ongerustheid. Enerzijds de benoeming tot mi nister van Binnenlandse Zaken van Frankrijk, van hertog V. de Persigny (1808- 1872), vurig aanhanger van Napoleon III en die precies niet als een vriend van België doorging. Anderzijds de publicatie van het decreet van 22 januari 1852, waarbij be slag gelegd werd op de goederen, die de familie van Orleans in Frankrijk bezat en waardoor meteen het Belgische vorstenhuis, als erfgename van wijlen koningin Louisa-Maria, in zijn materiële belangen benadeeld werd29. In zijn brieven deelt Thorbecke aan Conway niet alleen berichten mee (blijkbaar vernomen uit diplomatieke depêches of uit gesprekken) doch ook zijn persoonlijke mening over internationale problemen. Hij gaf blijk van veel begrip ten overstaan van de ongerustheid van Leopold I; in een zekere mate deelde hij deze zelfs. Anders- zijds poogde hij te matigen, wanneer hij vond dat de vrees van de Vorst niet vol doende gegrond was. Het belangrijke bij dit alles is dat Conway van Thorbeckes brieven kennis gaf aan Leopold I. Het moet voor deze laatste ongetwijfeld een ge ruststelling, een morele steun geweest zijn te weten dat de Eerste Minister van Neder land Belgiës positie begreep, meer zelfs dat hij demarches in dat verband ondernam. 28 Deze details, waarover we in de tekst niet zullen uitweiden, betreffen de uitwisseling van eretekens tussen beide landen, de toezending van publicaties, de mededeling van bibliografische gegevens, enz. Thorbecke meldde ontvangst van volgende documenten: Statistiek van België van 1841 tot 1850 (brief van 15.10.1853); de Belgische begrotingen voor 1853 en 1854 evenals de mémoires van graaf F. N. Mollien (1758-1850, minister van de Schatkist onder Napoleon I) (brief van 10.12.1853); wetteksten en rapporten over het onderwijs in België (brieven van 31.10.1854 en 14.1.1855). Hij verzocht Conway om toezending van volgende documenten: twee wetsontwerpen Sur l'administration des éta- blissements de bienfaisance en Sur l'administration des fondations et libéralites charita- bles (brieven van 26.1.1854 en 14.2.1854); de tekst van de wetten van 27.9.1835,18.3.1838, 23.9.1842, 1.6.1850 evenals een rapport van 12.8.1852, allen over het onderwijs (brief van 15.10.1854); twee rapporten van Tesch over het wetsontwerp relatif a l'enseignement agricole en over het wetsontwerp relatif aux dons et legs charitables (brief van 14.1.1855); het resultaat van een statistisch onderzoek sur la situation des bureaux de bienfaisance et des hospices d'après les budgets approuvés de ces établissements pour l'annee 1853 (brief van 20.12.1855). Bij brief van 23.8.1855 liet Thorbecke weten dat Mieling een werk met lihtografies over de orchideeën van Nederlands-Indië aan Leopold I wenste aan te bieden. 29 Zie: A. De Ridder, La Belgique et la France au lendemain du coup d'Etat, in: Revue Beige de Philologie et d'Histoire, III, 1924, pp 553-572. [27]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 20