opstand zou zijn bewerktschreef hij en verzocht Conway hem inlichtingen daarover te bezorgen16. Toen Conway het in zijn brief van de 28e oktober 183017 had over de noodzakelijk heid van verschil in denkbeelden'begreep Thorbecke evenmin. Alleen beperkte hij er zich toe de verzekering te geven dat, van zijn kant tenminste, dit alles geen invloed op hun vriendschap zou hebben18. Beiden hebben, in het najaar 1830, elkaar in het Noorden nog ontmoet. Conway moest in september het kabinet van minister van Gobbelschroy te 's-Gravenhage vervoegen. Men weet dat deze laatste zijn portefeuille slechts tot einde oktober be hield en zich dan uit het openbare leven terugtrok. Dit heengaan moet ongetwijfeld Conway's houding beïnvloed hebben. Deze laatste had nl. in het voorjaar 1830 toen nog niets er op wees dat een revolutie zou uitbreken de ambitie gekoesterd totcommis d'Etat' benoemd en aan het kabinet van de Koning geattacheerd te wor den en hij had Thorbecke om een voorspraak in die zin verzocht19. Hij die bij de kabinetswijziging van januari 1830 de dienst van Onderwijs verlaten had, omdat hij voorzag daar geen carrière te kunnen maken, zag nu een nieuwe kans verloren gaan. Waarom Conway in november 1830 uit 's-Gravenhage naar Bonn afreisde, is niet duidelijk. Alleen weten we dat Thorbecke, die blijkbaar deze reis met hem gepland had, hem drie brieven meegaf, waaronder een voor Ch. A. van Coetsem, hoogleraar in de geneeskunde te Gent en dat hij tevens zijn oud-student de raad gaf enkele exemplaren van zijn proefschrift 'aan de Heeren in Bonn aan te bieden Heeft Thorbecke gepoogd Conway voor een leerstoel aan de Universiteit van Bonn aan te bevelen20? Nog twee brieven van Thorbecke, die toen te Leiden verbleef, bereikten Conway te Bonn in december 1830. Bij deze van de 5e liet de professor hem een brochure over de betrekkingen tussen Noord en Zuid geworden, met de suggestie deze in het Frans te vertalen en desgevallend over de uitgave ervan met drukker A. Marcus te Bonn te spreken21. Uit Thorbeckes brief van de 30e vernemen we dat een nieuwe brochure, ditmaal over de erkenning van de Belgische onafhankelijkheid, in voorbereiding was; tevens vestigde hij Conway's aandacht op het k.b. van de 18e november, waarbij de ontslagen Belgische ambtenaren hun volle wedde tot de le januari van het volgend 16 Zie: brief van Thorbecke aan Conway, Gent 26.8.1830. A(rchief) K(oninklijke) Pfa- leis) te Brussel, Conway, nr 64. 17 Conway's brief aan Thorbecke van 28.10.1830 komt niet voor in: J. Brandt-Van der Veen. op. cit., III. 18 'De noodzakelijkheid van verschil in denkbeelden, daar Gij van schrijft, is mij niet duidelijk. Mogt dat verschil bestaan, het zal op onze betrekkingen, op mijne opregte en standvastige vriendschap Uwaarts geen den minsten invloed hebben Thorbecke aan Conway, Leiden 29.10.1830 AKP, Conway nr 64. 19 Zie: brief van Conway aan Thorbecke, 's-Gravenhage 28.2.1830, in: I. Brandt-Van der Veen, op. cit., III, onder nr 421 20 Zie: brieven van Thorbecke aan Conway, Leiden 11.11.1830 en Leiden 22.11.1830 AKP Conway nr 64. In laatstgenoemde brief wenste Thorbecke Conway geluk 'met de spoedige beslissing die IJ geworden is', wenste hem een goede reis naar Bonn en verzocht hem de brief, gericht aan professor van Coetsem, te scheuren. 21 Zie: brief van Thorbecke aan Conway, Leiden 5.12.1830 AKP Conway nr 64. [24] jaar bleven genieten23. Het is opvallend dat Thorbecke in zijn laatste brieven geen politieke opvattingen meer uiteenzet. Was het een tactvolle geste tegenover zijn vriend, van wie hij wist of vermoedde dat hij reeds aan de andere kant van de bar rière stond? Ondertussen voltrok zich de scheiding tussen het Zuiden en het Noorden. Terwijl Thorbecke in 1831 tot hoogleraar in de geschiedenis van de staat en van het recht te Leiden benoemd werd, vinden we, dat zelfde jaar, Conway te Brussel terug in de redactie van de Memorial, samen met J. B. Nothomb en J. Lebeau. Bij m.b. van de 25e juni 1831 werd hij tot 'commis de le classebenoemd in het ministerie van Buitenlandse Zaken en werd daar de rechterhand van Nothomb, secretaris-gene raal van dit departement. De droom, die hij een paar jaar voordien gekoesterd had, nl. aan het Hof verbonden te worden, verwezenlijkte zich spoedig. Wellicht dankte de tussenkomst van Jules van Praet, die met hem te Gent gestudeerd had en tot secretaris van de Koning benoemd en met de leiding van het Kabinet gelast werd, misschien ook ingevolge een aanbeveling van Nothomb, werd Conway tot secretaris van Leopold I benoemd en met het beheer van de Civiele Lijst belast21. Was het tussen Conway en Thorbecke tot een breuk gekomen? Was de oude vriend schap vergeten? Veeleer zouden we denken dat de omstandigheden een nieuw contact tussen beiden voorlopig in de weg stonden. Conway, die heel zijn persoon voor Leopold I ingezet had, stond wantrouwig tegenover de Orangisten en toonde zich, wat hun activiteit betreft, bijzonder waakzaam. Dat hij nog in april 1845 aanstoot vond in het feit, dat tijdens een diner in een Brussels restaurant, een heildronk op de Koning van Neder land uitgebracht werd, is veelzeggend25. Conway was trouwens, door zijn positie, goed geplaatst om te weten dat de Belgische regering niet veel vertrouwen in Willem II had. Waarom hervatte Conway dan plots, in november 1849, zowat anderhalf jaar na de tegemoetkomende geste van Willem II jegens België, de briefwisseling met Thor becke? De reden ligt o.i. voor de hand. Thorbecke, die als de geestelijke vader van de nieuwe in 1848 in Nederland toegestane grondwet doorging, had in oktober 1849 een nieuwe regering samengesteld en had daarbij de portefeuille van Binnenlandse Zaken genomen. De secretaris van Leopold I had bij die gelegenheid een schrijven aan de Eerste Minister van Nederland gericht. De juiste inhoud van deze brief kennen we niet doch zeer waarschijnlijk moet Conway de wens uitgedrukt hebben van de zijde van Nederland een toenadering tot België te zien ondernemen. Uit Den Haag ant woordde Thorbecke langs een dubbele weg. Mondelings langs E. (de) Coopmans, minister van Denemarken te Brussel, om. Eveneens bij brief van de 20e november 1849: Het was mij integendeel hoogst aangenaam te zien, dat gij van het tegenwoor dige nederl(andsche) Gouvernement, ook ten aanzien van Belgie, verwachtingen 22 (vervallen) 23 Zie: brief van Thorbecke aan Conway, Leiden 30.12.1830 AKP Conway nr 64. 24 Zie: L. de Lichtervelde, op. cit., pp 106-110. 25 Zie: L. de Lichtervelde, op. cit. pp 112-115. [25]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 19