paalde bevolkingsgroepen in het betreffende woongebied gedurende enige eeuwen
zijn deze verpondingsregisters een bron bij uitstek. Bezit en pachtgoederen worden
hier zeer gedetailleerd opgegeven met de afmetingen en de waarde, waarvoor de
eigenaar in de verponding werd aangeslagen. Ook de genealoog komt hier geheel
aan zijn trekken, omdat er niet alleen de afstamming als zodanig kan worden gere
construeerd, maar ook de maatschappelijke positie, het eigendom, de woonwijk en
de woonstede van de gezochte personen. Bovendien worden de bezitters en pachters
meestal aangeduid met de voornamen van vader, grootvader, overgrootvader en
soms zelfs van de betovergrootvader. In deze voornamen werd a.h.w. met een zekere
trots de traditie of de doorgave van een goed van de eene op de andere generatie ge
symboliseerd. En als men met patronymica-problemen zit, vindt men hier vaak de
oplossing.
Ook voor de interne plaatsnaamkunde zijn de verpondingsregisters zeer interessant,
aangezien de landerijen, weilanden, kampen en bossen vaak worden aangeduid vol
gens hun ligging in of bij gehuchten, wijken, dijken of beken. Voor moderne straat-
naamkunde zou dit een goede basis kunnen vormen. Uit de aanwezige verpon
dingsregisters van één hertgang, nl. die van Aarle te Best b.v. werden ca. 25.000
fiches uitgeschreven bevattende de eerder reeds genoemde gegevens en het tijdstip
der overdrachten door erfenis, testament en koop. Deze fiches werden gedurende 8
verschillende fases geleidelijk in een overzichtelijke orde gebracht: eerst alfabetische
ordening van de achternamen, onderverdeeld door alfabetische orde der voornamen,
deze wederom alfabetisch onderverdeeld naar gebruiker of pachter; daarna chrono
logische verdeling. De vijfde kolom bevat de namen van de kopers resp. verkopers,
de zesde kolom de namen van de onroerende goederen, de zevende kolom de grootte
van het goed en de belastingaanslag en de achtste kolom het boekdeel en folio en de
eventuele verwijzing naar het nieuwe boek. Men kan dus de lijn steeds volgen. Dit
is dus een ingang via de personen en geslachten. Zodra deze personenklapper gereed
is, worden dezelfde fiches gebruikt om een historisch overzicht te construeren van de
vaste goederen gedurende enige eeuwen. Verdeeld naar hertgangen en onderverdeeld
in wijken of gebieden met een verzamelnaam (zoals b.v. de Wilgakker in de Beren
donk) worden de namen der boerderijen, landerijen, weilanden en bossen in alfabe
tische orde gerangschikt. Van één en hetzelfde goed kan dus een chronologisch
overzicht worden gegeven. Het moet dan meen ik mogelijk zijn, uitgaande van
het tegenwoordige kadaster en dan aansluitend aan de oudste kadastrale leggers en
kaarten van ca. 1830 terug te werken in deze oude verpondingsregisters (die lopen
van 1600 tot 1810), om daarna de 17e-eeuwse goederen te lokaliseren en de oude
situatie van de plaats in tekening te brengen.
Een verdere zeer belangrijke serie vormen de oude kerkerekeningen (van de Vrijheid
en Heerlijkheid Oirschot-Best alleen al 78 boeken van 1580-1785). Deze rekeningen
van de drie oudste kerken van Oirschot en Best zijn bijna kompleet. Het uitwerken
ervan was een monnikenwerk. Maar het is thans gereed. Meer dan 2.000 getypte
bladzijden, gebonden in 9 delen, bevatten gecomprimeerd de chronologisch gerang
schikte inhoudsweergave in modern Nederlands. Raadplegen der oude stukken is
hiermede a.h.w. overbodig geworden. Daarnaast zijn ook gereedgekomen de alfabe-
[16]
tische personen-, onderwerps- en beroepenklappers, waarvan de namen of steek
woorden verwijzen naar het betreffende nummer in de zo juist genoemde chronolo
gische inhoudsweergave. Ook deze worden uitgetypt en tot ca. 10 grote boekdelen
gebonden.
Deze kerkerekeningen van Oirschot en Best kunnen ons enorm veel mededelen over
de ontwikkeling van kerkelijk Oirschot en Best, van personen, kerkelijke functiona
rissen, van zaken aangaande het kerkgebouw, zoals reparaties, verfraaiingen en de
aanleg rondom de kerk. De inkomsten vermelden alle bezittingen van de oude ker
ken, zoals boerderijen, landerijen, renten, tienden en andere opbrengsten. De uitga
ven registreren naast verbouwingen en reparaties aan de kerken, de traktementen
van kerkelijke functionarissen, de lonen van diverse ambachtslieden en arbeiders, het
aanschaffen van kerkmeubilair en de voor liefdadigheid bestede bedragen. Zo kan
dus ook via deze archiefserie wederom een klein gedeelte van de sluier der oudheid
worden gelicht.
Hetzelfde procédé wordt gevolgd bij het uitwerken van de oude armenboeken van
Oirschot, Best en Veldhoven van de 15e t/m 19e eeuw. Ook hier dezelfde vondst
groeve voor de genealoog, de sociograaf, de toponymist en andere onderzoekers.
Vanzelfsprekend worden ook alle retroacta van de Burgerlijke Stand voor Oirschot,
Best en Veldhoven uitgewerkt. Dit zijn voor de 3 gemeenten ca. 95 boekdelen. De
fotokopieën van al deze retroacta heb ik in eigen binderij tot boekdelen laten binden.
Zij kunnen dus ter plaatse worden geklapperd.
Tenslotte krijgen alle fiches (dus alle aantekeningen uit alle registers) een laatste de
finitieve bestemming. Zij gaan deel uitmaken van een gemengde personen- en onder
werpscatalogus (dus van een mammoet-kaart-systeem), een catalogus, die in de loop
der jaren steeds weer kan worden uitgebreid, maar ook tussentijds dienst kan doen.
Ik heb in het begin verklaard, dat inventarisatie mijn hoofdtaak is. En wat inventari
seren aan tijd vergt, hoef ik niemand van U duidelijk te maken. Daarnaast is de ar
chivaris op het platteland de vraagbaak voor allen over alles. Dank zij mijn streek
archiefcommissie kan ik over een uitstekende handbibliotheek beschikken met hand
boeken en standaardwerken over naamkunde, toponymie, heem- en volkskunde,
archeologie, etymologie, historie en aanverwante wetenschappen. De handbiblio
theek bevat meer dan 3.000 boeken.
U zult zich afvragen: hoe kan één archivaris in zo'n korte tijd naast zijn gewone
werk een dergelijke documentatie opbouwen? Ik moet U eerlijk antwoorden: dit is
inderdaad onmogelijk. Dit kan alleen in teamverband. Assistenten heb ik niet.
Dat is te duur. Maar ik kan beschikken over 12 tewerkgestelde hoofdarbeiders. Ik
weet, er zijn collega's, die beslist niet met hoofdarbeiders willen werken. En ik kan
het hun zeker niet kwalijk nemen. Men kan er nl. enorm veel pech mee hebben.
Het zijn soms mensen, die door ziekte, invaliditeit (geestelijk of lichamelijk), door
hun behebtheden of door een moeilijk karakter uit het bedrijfsleven of uit het over
heidsapparaat werden afgevoerd. Men kan er soms moeilijk mee omgaan. Het valt
vaak niet mee om hun vertrouwen te winnen en hen voor bepaalde werkzaamheden
enthousiast te maken. Men moet er a.h.w. 100 pond zout mee hebben gegeten of
reeds een aantal jaren met dit bijltje hebben gehakt. Ik heb er aanvankelijk ook veel
[17]