knipselverzameling en één voor de documentatieverzameling in gebruik. Nü is het aantal verviervoudigd: 6 voor de knipsels en 2 voor de documentatie; en alle kasten zitten vol. Met de toenemende hoeveelheid knipsels vergde de opberging ook vanwege de inge wikkelde getallen steeds meer tijd. Dit kon tenslotte niet langer zo doorgaan en daarom werd enige jaren geleden besloten tot vereenvoudiging van het systeem. Wij zijn er toen toe overgegaan de hele galerij van symbolen, algemene en bijzondere hulpgetallen, over boord te zetten en de samengestelde decimaalgetallen tot hoofd getallen terug te brengen, wat een hele vooruitgang was en bovendien de overzichte lijkheid bevorderde. Tevens werden vele hoofdgetallen ingekort. Met de onderver delingen nemen we het tegenwoordig niet te nauw. Niet alleen wij, ook anderen zien bezwaren in de ingewikkelde codering van de U.D.C. Een streekarchivaris vertelde tenminste, dat dit systeem voor zijn documen tatie zo tijdrovend was, dat hij het niet meer kon bijbenen en van de U.D.C. is afge stapt. Als andere, meer algemene, bezwaren kan men tegen deze code aanvoeren, dat de expansiviteit onvoldoende is, omdat de 9-tallen, die eigenlijk voor expansie bedoeld zijn, veelal zijn bezet. Ook het aantal generalia is ontoereikend. Hiermee bedoelen wij de groepen 'algemeen', waarin de onderwerpen in hun geheel worden gesteld naast de delen. Nu is dit laatste wel te ondervangen door bij elk onderwerp of num mer, waar dat nodig is, vooraan een nieuwe groep 'algemeen' in te voegen. Daar naast vertoont de code lacunes, daar men sommige termen als: koninkrijk, hertog dom, stadsrecht, E.E.G., enz. er vergeefs zoekt. Zij is ook niet steeds logisch opge bouwd. Zo vallen catalogi van bibliotheken onder 017, maar de bibliotheken zelf onder 027; congregaties en broederschappen onder 255, maar godsdienstige vereni gingen onder 267; encyclieken staan onder 348 (kerkelijk recht), terwijl men ze ver wacht bij 23 katholieke geloofsleer. Geestelijken vindt men onder 262, officieren onder 355.33, leraren onder 371kunstenaars onder 7.071Is het niet veel eenvoudi ger alles te plaatsen onder 92 personalia, zo nodig met verwijskaarten op de andere nummers? Dat een bepaald object soms op verschillende plaatsen van de U.D.C. te vinden is, kan zeer hinderlijk zijn. Als de documentatie-ambtenaar afwezig is, is het voor zijn collega's vaak moeilijk een bepaalde map te vinden, ondanks de aanwezig heid van een alfabetisch register, omdat dit register meestal naar meerdere nummers met verschillende gezichtspunten verwijst. Bij een dergelijke codering is het gezichtspunt, waaronder men iets opbergt, vaak zeer subjectief. In Den Bosch bestond in de achttiende eeuw een zgn. Rariteiten kamer, waar o.a. te zien was: de broek van de vrouw van de groot-mogol. Waar nu b.v. de broek van de vrouw van de groot-mogol te plaatsen? De een zal het doen onder textielproducten van bijzondere vorm, 677.6, een ander onder Raritei tenkamer, 069, een derde zal haar zoeken bij de groot-mogol zelf, 954. Een bij de U.D.C. verkeerd opgeborgen stuk is haast niet terug te vinden. Hoe de subjectieve keuze van een term bij het opbergen van stukken tot moeilijkheden kan leiden, wil de volgende anecdote illustreren: In een kazerne kwam eens een dagorder af, dat er de volgende week bij gelegenheid van de verjaardag van de koningin, door de garnizoenscommandant een grote pa rade zou worden afgenomen, waaraan door diverse legeronderdelen zou worden deelgenomen. Het stuk werd aan de sergeant-majoor-administrateur gegeven, die voor de bekendmaking zou zorgen, en deze borg het op. Ongelukkigerwijs werd de man kort daarna ernstig ziek. Toen de grote dag naderde wilde men de bewuste dag order te voorschijn halen, maar onder wat voor onderwerp men ook zocht, men kon haar niet vinden: niet bij parade, niet bij koninginnedag, niet bij garnizoen of garni zoenscommandant, niet bij bekendmakingen, niet bij dagorders, niet bij verjaardag, niet bij excercitie. Het stuk bleef onvindbaar en men staakte tenslotte het zoeken. Toen de administrateur later weer beter was en op de kazerne verscheen, vroeg men hem waar hij toch het bewuste stuk had opgeborgen. 'O', zei hij, 'heel eenvoudig, onder half elf, want in de rustpauze om half elf worden die bekendmakingen in de cantine voorgelezen.' Van de tien hoofdgroeperingen der U.D.C. worden op het Bossche Stadsarchief de groepen 1 en 5 in het geheel niet gebruikt, van groep 4 gebruiken wij slechts één nummer en van groep 8 slechts 2. Zowel hierom, als vanwege de niet altijd logische nummering en de soms grote getallen hebben wij ons meermalen afgevraagd of niet kan worden overgeschakeld op een eenvoudiger eigen systeem, dat aan de behoeften van de eigen dienst is aangepast? Zulk een eigen systeem kan bestaan uit enkel cijfers, uit enkel letters (in deze gevallen spreken we van een zuivere notatie), of uit een mengsel van beide (zgn. gemengde notatie), bijvoorbeeld: cijfernummering: 111, 112, 113, etc. of: 5.4, 5.5, 5.6 enz.; letternummering: AB, AC, AD; gemengde notatie: 113A, 114A, 115A. Als de meest practische mogelijkheden komen in aanmerking decimale notaties, zui vere letternotaties en gemengde notaties met de elementen AI al (hoofdletter A - Romeinse I - kleine letter a - cijfer 1 enz.), dus afwisselend letters en cijfers. Elk van deze systemen heeft zijn voor- en nadelen. De decimale notatie is mnemotechnisch misschien eenvoudiger, van letters is het bereik veel groter. Drie cijfers geven 1000 mogelijkheden, nl. 0 t/m 999, drie letters évenwei 17.576! Een goede notatie dient te zijn: zo kort mogelijk, zo eenvoudig mogelijk en zo ex pansief mogelijk, waarmee bedoeld is dat ook een onbepaald aantal nieuwe termen gemakkelijk een plaats kan vinden. Aan deze laatste eis voldoet een decimale notatie alleen, als één der trappen gereserveerd blijft voor de uitbouw. Een goede notatie moet liefst ook mnemotechnische waarde hebben en zoveel moge lijk in staat zijn de graad van onderverdeling uit te drukken. Zoals reeds opgemerkt worden op het Bossche Stadsarchief feitelijk slechts 6 van de 10 hoofdafdelingen gebruikt. Het gevolg is dat sommige afdelingen zeer uitgebreid zijn. Voor de knipselverzameling staan 24 laden ter beschikking. Alleen groep 3 neemt er zeven van in beslag. Bij wijze van proef is op papier een indeling gemaakt met een letternotatie, waarbij een logische verdeling in 26 mooi afgeronde hoofdaf delingen werd verkregen. Er zou zeker goed mee te werken zijn, maar gewend als wij zijn te werken met de U.D.C. leek een decimaal systeem ons toch het meest verkieze- lijk, maar dan verdeeld over tien hoofdafdelingen in plaats van zes, en aangepast aan de eigen onderwerpen. Omdat dit probleem nü speelt en door dit referaat meer aan t 13] 12]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 13