Verslag van de elfde Brabantse Archivarissendagen te Herenthals,
3 en 4 oktober 1969
De elfde Brabantse Archivarissendagen werden dit jaar georganiseerd door de stads
archivaris van Herenthals drs. J. Goris. Voor de avondbijeenkomst op 3 oktober had
deze de collega's echter niet naar zijn eigen stad maar naar de naburige gemeente
Kasterlee uitgenodigd. Op die vrijdagavond arriveerden reeds vroeg een aantal ar
chivarissen uit het Nederlandse en Belgische deel van het oude hertogdom Brabant
in dit kleine, maar voor liefhebbers van het natuurschoon van de Kempen zeker niet
onbekende dorp, dat vooral was gekozen omdat het over goede hotels beschikt.
Om 8 uur vond in het raadhuis van Kasterlee de begroeting plaats door het gemeen
tebestuur, waarbij ook de burgemeester van Herenthals, senator D. H. van Doninck,
enige tijd aanwezig was. Burgemeester E. Otten van Kasterlee ging in zijn hartelijk
welkomstwoord in op het werk van de lokale archivarissen en historici, die dankzij
ijverig en geduldig speurwerk in staat blijken om het mozaiek van het vroegere
volksleven te reconstrueren en zo de moderne mens een beter inzicht bieden, niet
alleen in het verleden, maar juist ook in het heden en de toekomst.
Na de erewijn nam de algemene rijksarchivaris van België dr. C. Wyffels het woord
om namens allen te bedanken voor de gastvrije ontvangst. Naar aanleiding van zijn
opmerking over de strijd van Kasterlee tegen de 'wilde' bungalowbouw in deze ge
meente, kon de burgemeester het niet nalaten een duidelijke uiteenzetting te geven
van het beleid in deze.
Vervolgens begaf het gezelschap zich naar hotel Zomerlust, waar twee leden van de
Herenthalse amateurfotografenclub, de heren Staf Cambré en Michel Klockaerts,
een boeiende dia-avond verzorgden. Niet alleen de vele fraaie opnamen van natuur
en landschap in de Kempen, maar ook de knappe en af en toe geestige wijze waarop
de dia's werden gebracht en de soms bijna filmische overgangen maakten deze dia
vertoning tot een bijzondere gebeurtenis. Drs. J. Goris dankte namens de aanwezi
gen, die met hun uitbundig applaus reeds van hun grote waardering blijk hadden ge
geven.
Op zaterdagochtend 4 oktober begaven de archivarissen zich naar Herenthals, waar
om half tien een begin werd gemaakt met het meer wetenschappelijke deel van het
programma. De bijeenkomst vond plaats in de bovenzaal van de 'Augustijnen', een
gebouw dat oorspronkelijk deel uitmaakte van een augustijnenklooster, daarna een
tijdlang kazerne was en thans in gebruik is bij de Herenthalse brandweer.
De vergadering werd voorgezeten door dr. A. Bousse, rijksarchivaris te Antwerpen.
In zijn openingswoord noemde hij de Brabantse Archivarissendag een gevestigde
traditie. Vervolgens wijdde hij woorden van nagedachtenis aan de dit jaar over
leden vroegere algemene rijksarchivaris van België, dr. E. Sabbe en begroette hij
diens opvolger dr. C. Wyffels, van wie hij met recht kon zeggen, dat deze een goede
bekende is van vrijwel alle deelnemers. Nadat daarna de berichten van verhindering
o.a. van de algemene rijksarchivaris in Nederland, mr. A. E. M. Ribberink, en van
de Noordbrabantse archiefinspecteur mr. H. J. Bernsen, waren voorgelezen werd het
woord gegeven aan de eerste spreker, de heer H. J. H. Bossink, chartermeester bij
[6]
het gemeentearchief van 's-Hertogenbosch, die een uiteenzetting gaf over 'De histo
rische documentatie op het Bossche stadsarchief en haar problemen'.
Spreker beperkte zich tot de gemeentelijke archiefdienst als informatiebron. Om snel
en goed alle vragen die binnenkomen te kunnen beantwoorden zijn nodig: een wel
voorziene bibliotheek en een goede documentatie. De laatste bestaat op het Bossche
archief uit twee afdelingen: de knipselafdeling (knipsels uit kranten en tijdschriften,
kleine brochures, pamfletten e.d.) en de documentatieafdeling in strikte zin (aan
tekeningen, aan anderen verstrekte gegevens, fotocopieën, rapporten, studies e.d.).
Na vrij uitvoerig te zijn ingegaan op de technische kant van de opberging, waarbij
gebruik gemaakt wordt van Zippelhechtmechanieken van plastic, besteedde spreker
vooral aandacht aan het eigenlijke probleem: het systeem van opberging. Daarvoor
werd op het Bossche stadsarchief oorspronkelijk gebruik gemaakt van de Universele
Decimale Classificatie (de U.D.C.). De toenemende hoeveelheid knipsels maakte
echter dat de opberging volgens dit systeem, waarbij enorm ingewikkelde getallen-
combinaties ontstonden, steeds meer tijd ging vergen. Enige jaren geleden is daarom
besloten tot vereenvoudiging van het systeem. Voor de theoretische en practische
problematiek kan verwezen worden naar de samenvatting van de tekst van dit refe
raat elders in deze aflevering.
Het was jammer dat er op deze als discussienota bedoelde uiteenzetting geen uitvoe
rige gedachtenwisseling volgde, waarvoor overigens ook geen tijd beschikbaar was.
Slechts dr. F. A. Brekelmans stelde een paar vragen met name over het verband tus
sen de correspondentie van de archivaris en de documentatie en over de criteria die
op het Bossche archief gehanteerd worden bij het bepalen of iets in de bibliotheek of
in de documentatie zal worden opgenomen. Dr. L. P. L. Pirenne, die indertijd als
stadsarchivaris de uitbouw van deze documentatieafdeling heeft ter hand genomen
in samenwerking met zijn toenmalige medewerker drs. H. B. M. Essink, maakte nog
enige verduidelijkende opmerkingen bij de beantwoording van deze vragen. Van de
Belgische collega's, die deze wijze van documentatie verzamelen geen taak vonden
voor een archivaris, voelde niemand zich geroepen dit in de vergadering naar voren
te brengen.
Vervolgens kreeg de heer W. Klaasen, streekarchivaris van Noord-Kempenland,
het woord. Zijn voordracht over Dorpsarchief en documentatie was bijzonder
boeiend, omdat collega Klaasen met enthousiasme sprak en kon spreken over zijn
ervaringen met het team van 12 tewerkgestelde hoofdarbeiders en 3 handarbeiders,
waarover hij kan beschikken. De volledige tekst van deze lezing is elders in dit num
mer opgenomen.
Aangezien na deze voordracht de koffie werd geserveerd was er iets meer tijd voor
een discussie. Dr. Bousse maakte de opmerking, dat er wel een computer nodig zou
zijn om alle gegevens grondig te kunnen verwerken. Dr. Brekelmans vroeg hoe het
staat met de controle van de werkzaamheden van de uiteindelijk niet voor dit werk
geschoolde hoofdarbeiders. De heer Klaasen gaf toe dat het bij een zo grote produc
tie slechts mogelijk is steekproefsgewijs controle uit te oefenen. Daarbij komt verder
dat hij met name voor de grote objecten één van zijn mensen zodanig instrueert, dat
deze als werkleider kan optreden. Overigens merkte inleider op, dat volmaakte klap-
[7]