De reis naar Archangel was niet zonder gevaren. Indien men soms te laat (half september, in oktober of soms begin november) uit Archangel vertrok, kreeg men na het passeren van de 'maelstroom' bij de Noordkaap vaak te kampen met win terstormen. Veel schepen zijn op de klippen van Noorwegen vergaan, waarbij vaak een gedeelte der goederen geborgen kon worden. Enige schepen moesten overwinteren bij de Noordkaap. Vertrok men te laat in oktober, dan kon het ijs in de Witte Zee het schip insluiten. Daar het ijs pas in mei brak, werd het dan juli of augustus voor men in Amsterdam terug was. De kooplieden waren de stuwende kracht in de handel met Rusland. In dit be stek moeten we ons beperken tot de bevrachters/kooplieden, die het meest in de notariële bevrachtingscontracten voorkomen. In de beginperiode 1594-1600 moet allereerst genoemd worden de compagnie van Isaac le Maire, Dirck van Os en Pieter Pulle. Voordat ze naar Amsterdam kwamen hadden ze in Antwerpen handel gedreven. Ze treden gezamenlijk op in 20 bevrachtingscontracten (precies een derde der bevrachtingen). Daarnaast wordt Van Os ook genoemd in twee bevrachtingen samen met Marcus de Vogelaer. Pulle is kennelijk de minste van de drie. Een groot aantal kooplieden verklaart in 1594 van hen ,dat zij 'wesende coopluijden van goede qualiteit, reputatie, eer ende crediet' een zeer grote handel dreven op Spanje, Portugal, Frankrijk, Italië, Engeland en op de Oost en de West en dat ze zeer grote sommen aan hen zouden toevertrouwen. Hieraan voegt de notaris toe, dat ze zaken van grote importantie deden in de koophandel, het wis selen van geld en assurantie. Le Maire was de koploper der Amsterdamse zeehandelaars. Hij was zeer actief in de handel op Spanje, Portugal, Frankrijk en Italië. De twintig schepen, die zijn compagnie op de route Amsterdam-Archangel-Amsterdam bevracht heeft, maten gemiddeld 107 last. De zes schepen, die hij van Amsterdam naar Archangel en vandaar naar Italië (Livorno, Genua en Venetië) bevrachtte waren gemiddeld 129 last. Voor de vaart op Lapland, in het bijzonder op Kola gebruikte zijn compag nie kleinere schepen van gemiddeld 90 last (3 bevrachtingen). Een schip van 120 last werd bevracht van Amsterdam naar Setubal, vandaar met zout naar Archan gel en vandaar met een lading terug naar Amsterdam. Hij bevracht in 1607 nog 28 schepen met graan en bonen (niet uit Archangel) naar Italië, maar dan komt een abrupt einde en komt hij in geen enkel bevrachtingscontract meer voor. Hoe wel de handel op Noord-Rusland (Archangel en Kola) slechts een klein gedeelte van de activiteiten van Le Maire betrof, is zijn handel voor die streken van be tekenis geweest. De compagnie van Le Maire heeft meer vaart hieraan gegeven. Na hen moet Marcus de Vogelaer genoemd worden, die eveneens in Antwerpen geboren was. In de begintijd (1591-1600) heeft hij negen bevrachtingen op zijn naam. Hij was de grondlegger van het koopmanshuis De Vogelaer. Dit deed tot 1659 zeer veel zaken met Rusland en was het belangrijkste koopmanshuis in die handel. In 1607 was George Everhard Klenck (geb. Dillenburg 1580) als factor bij hem in dienst getreden. Hij diende na de dood van De Vogelaer in 1610 zijn weduwe Margareta Valckenburg (overleden in 1650) en werd spoedig als com- [70] pagnon in het handelshuis De Vogelaer opgenomen. Daarnaast dreef Klenck van af 1623 ook zelfstandig handel.9 Een andere kleurige, maar niet direct keurige figuur uit de begintijd was Sion Lus, een bekend tafelhouder van banken van lening. Eerst in Dordrecht (vanaf 1574) daarna in Leiden, Den Haag, Amsterdam en tenslotte Breda.1" Op zijn naam staan dertig bevrachtingen in de periode 1599-1605. Hij kreeg 26 november 1601 door zijn goede connecties met Den Haag 'opene patenten' van de Staten-Generaal, die vrije passage en alle mogelijke hulp voor hem vroegen. Hij stuurde toen zijn zoon Abraham Lus met vijf anderen naar Moscovië om zijn zaken en handel waar te nemen. Eerst dreef Lus zijn zaken vanuit Leiden, maar toen hij tafelhouder werd van de Amsterdamse bank van lening verplaatste hij zijn domicilie naar Amster dam. Amsterdam werd echter zijn financiële ondergang. De man, die zelf regel matig van fraude beschuldigd was, werd zelf opgelicht in de handel met Rusland. Uit de verklaringen van zijn factor Nicolaes van Breusegem vernemen we, hoe deze en een andere dienaar, Samuel Bernart, die samenspande met zijn broer Hans Bernart en Dirck Reijniers (beide Moscoviëhandelaars), zich bedienden van de privileges van Lus, wiens bezit en goederen in Rusland op 72 tot 132.000 gul den geschat werden. De voorrechten moesten dagelijks met zware kosten, schen kingen en traktaties onderhouden worden. In het huis van Lus daar werd veel geld aan drank besteed en hij had daar een grote staf personeel. Bernart blijkt de privileges van Lus in gevaar gebracht te hebben door zijn eigen sluikhandel. Toen hij voor eigen rekening juchten naar Livorno stuurde, verwisselde hij slechte juch- ten tegen betere, waaraan vele klachten over de slechte kwaliteit der goederen van Lus te wijten waren. Nu moet gezegd worden dat de wijze, waarop de fac toren in Rusland met tolbeambten en anderen moesten werken, niet direct ge schikt was om zelf schone handen te houden. De Russische handel van Lus liep dus op een fiasco uit. Hij moest nu zelf geld opnemen met als onderpand o.a. de inkomsten van zijn bank van lening. Ondanks veel onkosten kon met de Russische handel een 'zoete' winst behaald worden, maar ook hebben verscheidene koop lieden hiermede hun geld verloren. Tenslotte noem ik uit de beginperiode Dirck Woutersz (1592-1633). Zijn naam komt twintig maal in de bevrachtingscontracten van 1599-1611 voor. Hij kwam uit Enkhuizen, en nam daar waarschijnlijk reeds actief deel aan de Rusland-han del. Later woonde hij met zijn vrouw in Amsterdam. Hij schijnt zich gespeciali seerd te hebben in de Moscovie-handel. Voor hem was deze handel profijtelijk, want hij liet een vermogen van 250.000 gulden na. Hij had o.a. een huis op de Rozengracht in Amsterdam, waar op de poort 'de stad Smolensko' geschilderd was. Ook zijn buitenhuisje bij Baambrugge noemde hij 'Smolensko'. Zijn betrek- 9 Uit de geschiedenis van den Amsterdamschen handel op Rusland in de XVIIde eeuw, 'George Everhard Klenck' door Dr. Boris Raptschinsky, 34ste Jaarboek Amste- lodamum (1937) blz. 57-83. Hoewel dit artikel niet geheel betrouwbaar is wat de fami lieverhoudingen betreft, geeft het een levend beeld van hoe een Moscovisch handelaar in Rusland werkte en zijn genadebrieven verwierf. 10 Zie Mejuffrouw mr. A. Versprille: 'Sion Luz, tafelhouder', Leids jaarboekje 1957. [71

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 8