Varia Het gemeentearchief, levend erfdeel van Den Haag Mr. F. C. J. Ketelaar, secretaris van de Archiefraad, heeft begin mei 1969 voor de Geschiedkundige Vereniging 'Die Haghe' een referaat gehouden over 'De toe komst van Den Haags verleden Naast de monumenten van geschiedenis en kunst en de historische verzameling van het Gemeentemuseum wijdde de heer Ketelaar ook aandacht aan het Gemeentearchief. Aan het verslag in Het Vaderland ont lenen wij daaromtrent het volgende: 'Behalve uit monumenten en stedeschoon bestaat Den Haags levend erfdeel ver der nog uit het bezit van het Haagse Gemeentearchief, een instelling die blijkens de stijgende lijn der bezoeken steeds meer tot de verbeelding der Hagenaars gaat spreken, hoewel relatief gezien het Haagse archief dan toch nog wel achter ligt bij soortgelijke archieven in den lande. De abominabele huisvesting van het Haag se archief (een toestand waar nu eindelijk op niet al te lange termijn verbetering in zal komen) zal hier in niet geringe mate debet aan zijn. Bij de typering van de verschillende taken van een groot archief als het Haagse stond spreker vooral stil bij de educatieve taak en de taak die het archief heeft ten aanzien van het bewaren en ordenen van het bronnenmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek. Wat het laatste betreft: gegeven de bedroevende situatie in Nederland dat de universiteit of ruimer: de wetenschappelijke onderzoeker in het algemeen meestal niet uit zich zelf naar het archief stapt, moet de archivaris wel als standwerker op treden voor zijn voor de wetenschap zo importante voorraden, die produktief ge maakt moeten worden. En dit wel in de eerste plaats omdat een instelling als ons Haagse Gemeentearchief om ons dan maar tot deze stad te bepalen kan en móet worden een middelpunt van historisch en ander onderzoek. Ook in de educatieve taak van het archief die in Nederland nog maar sinds kort erkenning heeft gevonden ziet spreker een hoogst belangrijk middel om de burger te confronteren met het verleden van zijn stad en hem bewust te maken van het stuk levend erfdeel dat dit inhoudt. De cultuurspreiding vanuit de ge meentelijke archiefdienst, zo stelt mr. Ketelaar, verdient een planmatige aanpak, eist het formuleren van een visie op dit multipurpose instituut, dat de toekomst van een stuk Den Haags verleden vereist.' Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot herdacht in Rotterdam In het Rotterdamse gemeentearchief werd van 14 mei tot 15 juni 1969 een her denkingstentoonstelling gewijd aan Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot. Op de openingsdag, 13 mei, was het precies 350 jaar geleden, dat het vonnis aan [118] de oude raadpensionaris van Holland werd voltrokken. Prof. dr. J. C. Boogman, hoogleraar in de Nieuwe Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, hield bij de opening een boeiende historische inleiding over de wijze waarop historici door de eeuwen heen dit proces hebben geïnterpreteerd. Daar zowel Van Olden barnevelt als Hugo de Groot stadspensionaris van Rotterdam geweest zijn over enige tijd zullen beider standbeelden voor het stadhuis aan de Coolsingel de herinnering daaraan levend houden was deze tentoonstelling in de Maasstad alleszins op haar plaats,. Met name werd aandacht geschonken aan het staatkun dig conflict tussen prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt, waarin Hugo de Groot geen hoofdrol speelde. Aan de laatste werd dan ook minder ruimte op de tentoonstelling besteed, daar in deze opzet aan zijn internationale betekenis als rechtsgeleerde voorbij werd gegaan. De tentoonstelling was in vijf afdelingen ingedeeld, waarin achtereenvolgens ar chivalia en historieprenten betreffende het staatkundig leven tijdens het raadpen sionarisschap van Van Oldenbarnevelt 1587-1618, stukken betreffende het per soonlijk leven van Van Oldenbarnevelt en De Groot, stukken betreffende het pro ces, pamfletten en historische literatuur en tenslotte diverse voorwerpen werden getoond. De samenstellers van dit geheel, drs. H. L. Ph. Leeuwenberg en drs. B. Woelderink, hebben in de catalogus van 134 nummers een blijvende documentatie gegeven betreffende twee belangrijke figuren uit onze vaderlandse geschiedenis. De betekenis van zulk werk blijkt licht uit nr. 82: Commissiebrief van de Staten- Generaal voor de 24 gedelegeerde rechters om in hun naam recht te spreken over Van Oldenbarnevelt en andere gevangenen, 20 februari 1619. Wie zou dit belang rijke stuk hebben gezocht in Museum Flehite in Amersfoort? The First World Conference on Records in Salt Lake City In augustus 1969 werd in Salt Lake City, Utah, de First World Conference on Records gehouden. Er waren ongeveer acht duizend deelnemers, genealogen, ar chivarissen en andere belangstellenden uit 46 landen. Het congres werd georgani seerd door de in 1894 opgerichte Genealogical Society van de Church of Jesus Christ of Latter-day Saints. Deze Society bezit op het adres North Main Street 80 in Salt Lake City een bibliotheek van meer dan 90.000 delen. Bovendien heeft men in de rotsen van de Little Cottonwood Canyon, twintig mijlen ten zuidoosten van Salt Lake City, gangen uitgehouwen, waarin zich meer dan 650 duizend rol len microfilms bevinden, gevuld met genealogische gegevens, die terug gaan tot de veertiende eeuw. Bij de Genealogical Society zijn 550 mensen in dienst en de onderzoekers staan 250 leesapparaten ten dienste. Aan het genealogisch onder zoek wordt jaarlijks vijf miljoen dollar besteed, waarvoor o.a. in zeventien landen oude doop-, trouw- en begraafregisters gefilmd worden in een tempo, dat onge veer 1250 meter microfilm per maand oplevert. In de grotten, waar deze films bewaard worden, heersen een bijna constante temperatuur van 57° Fahrenheit en een relatieve vochtigheid tussen 40 en 50 De belangstelling van de Heiligen der Laatste Dagen of Mormonen voor de ge- [119]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 32