Opmerking verdient verder dat deze twee gevallen ook een illustratie zijn van het
feit dat vele kinderen van elders te Bokhoven werden gedoopt.
Natuurlijk zijn er nog meer voorbeelden te geven. Uit kerkrekeningen zijn gege
vens te putten aangaande kerkgebouw, klokken, collectes, huizen en landerijen
etc. Juist omdat de archiefstukken van zovele kanten bekeken kunnen worden,
moet men niet te snel denken dat de archiefstukken, geordend vanuit het gezichts
punt der administratie, geen directe of indirecte informatie kunnen verschaffen.
Vervolgens wil ik enkele voorbeelden geven van zaken die men alleen door zorg
vuldige raadpleging der archiefstukken kan ontdekken, daar deze bizonderheden
in de zakelijke omschrijving van een inventarisnummer verborgen blijven.
Wie meer over pastoor Van der Lagen wil weten, moet niet verzuimen het stuk
te lezen, dat hij betreffende de zielzorg heeft opgesteld (inv. no. 101). We citeren:
De pastoir, soo wiert geseijt, was gewoon de kerkmeesters met den custer te
paesschen ende kersmisse smiddags te tracteren, en quaemen alsdan naer de mid
dag hunne vrouwen ook op den thee, maer Heer Rijswijk heeft ook de vrouwen
des middags mede versogt, gelijk ik ook dan hebbe gecontinueert, maer heb nu
den paestijt verandert in den sondag onder de octave van den feestdag Corporis
Christi, om den overschot van de spijse van dien dag daer toe te konnen gebruij-
ken'. (Op de feestdag Corporis Christi hield de pastoor nl. 'open taeffel voor alle
eerlijke priesters').
Een andere kant van pastoor Van der Lagen vindt men in een stuk dat deze
pastoor als verantwoording voor zijn activiteiten op juridisch gebied heeft opge
steld. Elk jaar vermeldt hij weer, dat hij nog steeds met deze kwesties bezig is.
('Idem sentio et facio'). Doch onder aan dit stuk staat met een andere hand ge
noteerd: 'welcken heer pastoor voornoemt is overleden den 10 januarie 1768, n.b.
sonder dat de voornoemde saecken tot effect sijn gebrocht'. Ziehier de tragiek
van het zo naarstig doorgebrachte leven van pastoor Van der Lagen.
Nadat ik gepoogd heb uiteen te zetten, dat men, met de inventaris als hulpmiddel,
om meer te weten te komen de archiefstukken zelf moet raadplegen, wil ik eindi
gen met erop te wijzen, dat het parochiearchief van Bokhoven nog veel meer bevat
dan hetgeen in elk parochiearchief aanwezig is of behoort te zijn, zoals de ar
chieven van de pastoor, het kerkbestuur en de broederschappen.
Naast deze overigens rijk voorziene archieven bevinden zich in het parochiearchief
ook een verzameling dagboeken van diverse pastoors, handschriften van pastoor
Van Roosmalen (bijv. de zeer interessante "Memorie voor de pastoors van Bok
hoven om zich in alle voorvallen te troosten', waarin de houding van de Bok-
hovenaren tegenover hun pastoors uit de doeken wordt gedaan) en enkele kaar
ten van het dorp en de polder van Bokhoven. Verder zijn in de loop der tijden
ook stukken uit andere archieven in het parochiearchief terecht gekomen, zoals
stukken betreffende de grafelijkheid, stukken betreffende de gemeente Bokhoven
en stukken afkomstig uit het polderarchief.
Kortom er ligt een gevarieerde hoeveelheid interessante archiefstukken in de
abdij van Berne te Heeswijk-Dinther te wachten op eenieder, die Bokhoven na
aan het hart ligt. j. A M. Hoekx
[90]
Het archief van Mariënweerd naar dochterabdij Berne
In de norbertijnerabdij Park bij Leuven vond op 23 mei 1969 de overdracht plaats
van het laatmiddeleeuws archief van de abdij Mariënweerd aan de Linge onder
Beesd (Geld.), moederabdij van de Abdij van Berne. Een dergelijke belangrijke
aanwinst uit het buitenland is dermate zeldzaam dat ons enige mededeling hier
over op zijn plaats lijkt.1
Allereerst geven we een antwoord op de vraag, hoe het Mariënweerds archief des
tijds in de abdij van Park terecht geraakte. We weten, dat in de Tachtigjarige Oor
log het verwerven van de staatkundige onafhankelijkheid van de Noordelijke Ne
derlanden helaas leidde tot het verlies van de godsdienstvrijheid voor de katholie
ken in deze streken en in feite de verwoesting en opheffing van nagenoeg alle
kloosters betekende. Konden de Berners kerkrechtelijk het bestaan nog rekken,
door hun hoofdzetel te verplaatsen naar Vilvoorde bij Brussel in de Spaanse Ne
derlanden, die van Mariënweerd stierven verspreid in den vreemde en over de
abdijgoederen werd door de laatste overste, Frederik van Winssen, die zich de
titel van abt had aangemeten, in het huwelijk trad, tot het nieuwe geloof overging,
naar willekeur beschikt; de gebouwen kwamen tot een totaal verval en de 500
jaar oude gemeenschap hield in 1625 op te bestaan. De archiefbescheiden van het
klooster, voorzover deze niet in handen waren geraakt van het Gelderse over
heidsbestuur, de Gedeputeerden van Nijmegen, kwamen in het bezit van abts'
jongste dochter, die trouwde met Jozue de la Cave, predikant te Rijsbergen bij
Breda. Weduwe geworden en 'door armoede gepraempt' was zij wel genegen de
documenten te gelde te maken. De oud-pastoor van Rijsbergen Cornelis Proost
en de van de abdij Park afkomstige proost van St. Catharinadal te Oosterhout
Henricus Assels traden adviserend op bij Libert de Pape, abt van het klooster
Park, dat destijds enige confraters van de zusterabdij Mariënweerd onderdak had
verschaft. Libert de Pape had een nuchtere kijk op de labiele staatkundige toe
stand in de Nederlanden: ingeval op korte of lange termijn de goederen aan de
wederrechtelijke bezitters zouden ontvallen, zouden de archivalia de orde tot nut
kunnen strekken, zo is te lezen in eigentijdse stukken. De predikantsweduwe deed
de documenten van de hand voor totaal 544 rijnsgulden: het perkamenten cartu-
larium voor 200 gulden (dit belangrijk handschrift berust thans in de Koninklijke
Bibliotheek te Brussel en werd in druk uitgegeven door J. de Fremery in 1890);
en de overige stukken voor 300 gulden, exclusief een honorarium van 44 gulden
voor de Rijsbergse pastoor. De kwitanties van deze koop in twee partijen zijn be
waard gebleven en dateren van 25 mei 1662 en 15 november 1663. De laatstge
noemde stukken zijn voorwerp van de onderhavige overdracht.
I..?1! "Ukel werd met weiwillende toestemming van de auteur overgenomen uit het
Tijdschrift 'Berne', jaargang XXII, nr. 3, juni 1969.
f91