bleekte, slechts met ultraviolet licht1 te lezen tekst in een 16de eeuws handschrift.
Het is een formulier voor een getuigschrift, ontleend aan een brief van Cornelius
Nuelen, die in de 2e helf van de 16e eeuw pastoor van Bokhoven was. In deze
brief wordt gevraagd om de drager van het getuigschrift de sacramenten toe te
dienen en bij geval een kerkelijke begrafenis te geven. Het opschrift luidt: 'Forma
pervetusta scribendi literas testimoniales''Zeer oud voorbeeld voor het opstellen
van een getuigschrift'
Het Latijns calendarium is als volgt opgesteld. Elke bladzijde geeft zes dagen van
het jaar; bovendien staat op elke rechterbladzijde in rode inkt de naam van de
maand. De maanddagen worden niet meer aangegeven op de klassiek Romeinse
wijze de zoveelste dag vóór de kalenden, nonen of iden (vaste data) van elke
maand maar op de moderne manier, met de rangcijfers van 1 tot 30/31. Wel
is de eerste dag der maand nog aangeduid met de grote hoofdletters K L S (Ka-
lendas) en dit voor elke maand afgewisseld in rode en blauwe inkt.
Voor het dagrangcijfer staat de zogenaamde zondagsletter a, b, c, d, e, f of g:
de a is telkens een mooie hoofdletter, rood of blauw; de andere letters zijn klein
en zwart. In een kalender, die niet voor een bepaald jaar geldt, maar altijd durend
is, wijst deze zondagsletter aan, op welke weekdag de zoveelste dag van de maand
valt. Het nadeel van zo'n eeuwige kalender is hierbij wel, dat de veranderlijke
feestdagen als Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en de daarvan afhankelijke zonda
gen niet staan aangegeven.
Achter de zondagsletter en het rangcijfer zijn 80 vaste feestdagen ingevuld, de
voornaamste ervan in rode inkt. De ruimten tussen de data, ongeveer V/2 cm,
zijn opengelaten voor het optekenen van de 'commemorationes', de namen van
personen, tegenover wie de kerk van Bokhoven verplichtingen had vanwege lega
ten en fundaties, die dan ook beschreven worden.
De feestdagen
De lijst van 80 vaste feestdagen, die we hier niet geven, valt in twee delen uiteen;
de helft ervan bestaat uit feestdagen van de hoogste rang en zijn aan te merken
als de verplichte feestdagen, 'festa fori', geboden rustdagen; de andere helft uit
tweederangs feesten, die wel niet verplicht waren, maar volgens traditie de zoge
naamde kerkdagen waren; de dagen werden althans 's morgens als zondag ge
vierd. Ter onderscheiding zijn zij in het calendarium respectievelijk met rode en
zwarte inkt ingetekend.
Vergelijking met andere middeleeuwse calendaria toont ons aan, dat de Bok-
hovense kerkelijke kalender nagenoeg niet afwijkt van de andere thans nog be
kende kalenders uit deze streken. Het ontbreken van typisch Noord-Nederlandse
heiligen als Willibrord, Bavo en Radboud herinnert ons eraan, dat Bokhoven niet
tot het bisdom Utrecht behoorde, maar tot dat van Luik, en na 1559 tot dat van
's-Hertogenbosch. Dat op 28 april niet het grote Luikse feest 'Translatio S. Lam-
berti', Overbrenging van Lambertus Gebeente, vernoemd staat, brengt ons op de
1 Zie de door de heer Van Bavel aanbevolen methode in Ned. Archievenblad 1967 op
blz. 228.
[84]
gedachte, dat het calendarium pas aangelegd is na 1559, na het oprichten van het
Bossche bisdom. Deze datering valt moeilijk te rijmen met de datering van de
oudste notities der jaargetijden, die we stellen op het tweede kwart van de 16e
eeuw.
In verband met een en ander kunnen we het best vasthouden aan de volgende
datering: midden 16e eeuw, en laten we de vraag onbeantwoord, of de heiligen
kalender nog Luiks is of reeds Bosch.
Tenslotte zij opgemerkt, dat er geen spoor aanwezig is van heiligennamen uit de
Orde der Norbertijnen. Maar dit is ook niet te verwachten: pas in het jaar 1582
werd Norbertus gecanoniseerd en ook de andere feesten als van Hugo, de Nor-
bertijner martelaren van Gorcum, Herman lozef en anderen, zijn van veel latere
datum.
De lijst van feestdagen doorlopend, ziet men de volgende categorieën: de feesten
des Heren; die van Maria; die van de apostelen en evangelisten met het oude
missiefeest 'Divisio apostolorum', Deylinghe der apostelen; van de oude Romeinse
heiligen als Agnes, Agatha en Laurentius; van de ordestichters Benedictus, Ber-
nardus en Franciscus; de frankische heiligen Servatius, Remigius en Martinus; de
middeleeuwse lievelingsheiligen Maria van Egypte, Maria Magdalena, Anna,
10.000 Maagden en de Onnozele Kinderen en de echt Zuid-Nederlandse heiligen
Lambertus, Hubertus en Gertrudis van Nijvel.
Ja, de mensen waren toen wel kerks: de ongeveer veertig verplichte feestdagen
plus de 52 zondagen, vermeerderd met een aantal veranderlijke feestdagen als
Goede Vrijdag, 2e en 3e Paasdag, Hemelvaart, Tweede Pinksterzondag, Sacra
mentsdag, verminderd met een tiental overlappingen (heiligendagen op zondag),
vormen tesamen een indrukwekkende lijst van een 90 zon- en feestdagen: een
vierde van het jaar! Men diene hierbij wel te bedenken, dat in de middeleeuwen
het kerkelijke leven doorslaggevend was voor het rithme van arbeid en ontspan
ning. Vakantie, vrije zaterdagen waren onbekend en het begrip van de zoveel-
urige werkweek dateert pas uit deze eeuw. Men werkte van zonsopgang tot zons
ondergang: 's winters kort, 's zomers lang. Al was dus het leef- en werkpatroon
van toen zeer onderscheiden van het onze, de verhouding van arbeid en ontspan
ning zal wat betreft de tijdsduur nauwelijks hebben verschild van die der huidige
samenleving.
De jaargetijden
Tot onze spijt kunnen we hier niet de letterlijke Latijnse teksten geven van de
ongeveer veertig aantekeningen en moeten we ons beperken tot de in het Neder
landse vertaalde tekst van de gedachtenissen, waarbij we de schenkingen en stich
tingen der jaargetijden achterwege laten.
Vaak bestaat de schenking uit de opbrengst van een stuk land, waarvan de kerk
meesters jaarlijks zoveel stuiver moeten betalen aan de pastoor en aan de koster.
Daarvoor moesten zij dan het jaargetijde verzorgen, soms gezongen, al dan niet
met vigilie, eventueel met extra kaarslicht. Voorts wordt vermeld, wat de over
ledenen bij testament aan de kerk hadden gelegateerd, in geld of in natura (kerk-
[85]