rijksdaalder per last als provisie voor de Amsterdamse kooplieden Joost Willemsz
Niekerck en Josua Rendorp. Laatstgenoemden hebben dus 12500 gulden aan deze
transactie verdiend, maar uit de aard der zaak zullen ze ook onkosten gemaakt
hebben. De aflevering vond in Archangel plaats in augustus 1633. In 1633
was de novemberprijs van de Pruissische rogge in Amsterdam ƒ125,30 per last.
De inkoopprijs was dus 312.500 en de verkoopprijs 626.500 gulden. De koop
lieden moesten zorgen voor het geld en de schepen. De vrachtprijs van de rogge
(bevrachting Amsterdam-Archangel-Amsterdam) was toen 20 gulden per last,
dus 100.000 gulden. Daar kwam bij 2% tol en opgelden, een half jaar rente
verlies, 3 assurantie en 6 a 7% onkosten in Amsterdam voor lossen, opslag,
vervoer etc. Vermoedelijk bedroeg de winst 100.000 gulden (verschil verkoop en
inkoop 314.000 gulden) en is dus 30% winst gemaakt. De roggeprijs f.o.b. Ar
changel liep echter op en bedroeg in januari 62%, in mei 67% en begin juni 75
gulden per last.
Een partij van 500 last tarwe, die ook in januari 1633 verkocht was, beloofde een
nog grotere winst. Op te voren genoemde condities was de inkoopprijs hiervan
80 gulden per last en de marktprijs hier was in mei 1634 tweehonderd drie gulden.
In juni 1658 verkocht de Commissaris van de Czaar, John Hebdon 4000 last rogge
aan de bekende handelaars op Rusland, De Vogelaer Comp., Joan Andrea en
Ottavio Tensini, Lucas en Henrick Scholten, Pieter van Lutsen en Nicolaes Bo-
gaert tegen de prijs van 86,25 per last f.o.b., een deel dat jaar en de rest volgend
jaar te leveren. Deze kooplieden hadden kennelijk een goed oog op de Amster
damse roggemarkt. Toen ze het contract afsloten, was in Amsterdam de prijs
voor Pruissische rogge in 133 gulden per last (in Rusland toen dus 86% gulden).
De roggeprijs steeg regelmatig en kwam in november op ƒ170,10 per last. Ook
in 1659 bleef de rogge op prijs en in november 1659 noteerde men 175 gulden.
De betaling moest geschieden in 2000 pond koperdraad (waarde 60.000 gulden)
en de rest (285.000 gulden) in goede dukaten (geen Arabische) die gerekend wor
den op 2 rijksdaalders. Vermoedelijk heeft het verschil tussen de verkoop en de
inkoopprijs van 345.000 gulden een winstpercentage van 30 gegeven.
Dit wil nog niet zeggen, dat men er altijd zo voordelig uitsprong. Op de Amster
damse beurs was de roggeprijs in november 1630 opgelopen tot bijna 439 gulden
per last. Johan van Veltdriel bracht in 1630 met Albert Burgh een ambassadebe-
zoek aan Moskou en hij had de bekende Andries Dionys Winius aangeraden een
grote partij rogge aan te kopen, waarvoor enige Amsterdamse kooplieden belang
stelling hadden. Winius kocht 5263 last rogge tegen 133 gulden per last. Met deze
inkoop was dus een bedrag van 700.000 gulden gemoeid. De partij zou in 1631 ge
leverd worden, dat wil zeggen, dat de rogge in oktober of november van dat jaar
aangevoerd zou worden in Amsterdam. In 1631 liep de marktprijs echter geweldig
terug tot 192 gulden per last in december 1631. Dit ging door in 1632 tot de prijs
in december 1632 gedaald was tot 133 gulden per last. Dat is dus op het peil,
waarvoor Winius ingekocht had. Wanneer alles goed gegaan is en op tijd geleverd
en verkocht is, wil dit zeggen dat men voor 133 had ingekocht en verkocht voor
192 gulden. Hier moet dus eerder van verlies dan van winst sprake geweest zijn.
Een becijfering van de winst van kleinere roggecontracten gaf een winst van onge
veer 17%
Andere contracten als in 1660 voor 450.000 gulden aan hennep en in 1629 een
contract tussen Amsterdamse kooplieden van 110.000 pond zijde met een waarde
van 87.412 gulden waarvoor de andere partij weer voor 43.700 gulden aan zilver
werk aan de Amsterdamse Moscoviehandelaars moest leveren, en grote partijen
lijnzaad en gerst memoreer ik hier alleen.
Andere goederen en hun prijzen
Er kan ook iets medegedeeld worden over de goederen, die naar Archangel ver
stuurd werden en die daar vandaan gehaald werden. De vaart op Archangel is
aan het einde der 16de en het begin der 17de eeuw gestimuleerd door de grote be
hoefte aan graan in Italië. We zien, dat verschillende schepen met graan uit Ar
changel beladen rechtstreeks gedirigeerd worden naar Livorno, Genua, Ancona,
Gora of Venetië. De marktprijs in Italië kon kennelijk de hoge vrachtprijs, assu
rantiepremie en andere onkosten en risico's (bederf van de lading) dragen en de
koopman kon nog een behoorlijke winst maken. Indien de marktprijs van graan
in Archangel te hoog was in vergelijking met de prijs in Danzig (dat verreweg de
hoofdmarkt voor graan was) werd geen graan in Archangel gekocht. De graan
handel was nogal speculatief.
In de gehele 17de eeuw is de vaart en handel Amsterdam-Archangel-Italië blijven
doorgaan. Er was in Italië niet alleen een markt voor graan, maar ook kaviaar,
juchten, huiden en pelterijen waren daar gevraagde artikelen. De Russen kenden
het geheim om goed juchtleer te maken (rood van kleur en wit aan de vleeszijde)
en dit was altijd een gevraagd artikel. In de cargasoenen der schepen, die van Ar
changel kwamen, treft men huiden aan, waarvoor in Amsterdam een goede markt
was. Schevinken (gedroogde ossehuiden) e.a. droge huiden, bokkevellen, elands
huiden, robbevellen (meestal van Lapland), zwijnsborstels, pelterijen. Lapland, en
Kola in het bijzonder, leverde zalm. In Lapland waren de rivieren zeer visrijk en
de zalm moest lieflijk in geur en roodachtig van kleur zijn. De schepen, die daar
heen gingen, namen kuipers mee en vaak moest het bootsvolk helpen bij het snij
den en zouten van de vis; verder stokvis en zoute vis. Verder kwamen uit Archan
gel rogge, tarwe, gerst, hennep (soms in zeer grote partijen), hennepzaad, lijnzaad,
teer, was, talk, matten, touwwerk, beverwol.12
Verder traan (ook vaak uit Lapland), masten (in 1615 met grote winst naar Por
tugal gezonden), potas (o.a. in 1654 voor 114.950 gulden in ruil voor Engelse
lakens), weedas, Persiaanse zijde (contracten voor een inkoopwaarde van 210.000
gulden), muskus of caberdine in blazen (uit Perzië afkomstig; aan het einde van
12 Uit Canada en Nieuw-Nederland werden bevervellen ingevoerd, die van de beste
kwaliteit waren. In Rusland werden de fijne haren eruit gehaald en de beverwol werd
daarna weer naar het Westen gebracht, waar men er o.a. castorhoeden van maakte.
Sommige hoeden kwamen waarschijnlijk weer in Canada en Nieuw-Nederland terecht.
[79]
[78]