voelde elementen uit de V.N..G.-concepten te verwijderen. De nieuwe archiefwet
veronderstelt samenwerking tussen archivarissen en registratoren en het bestuur
is tot veel bereid om die samenwerking te bevorderen.
De V.N.G. vermeed echter niet geheel de schijn te wekken dat de Vereniging
van Archivarissen zich enigszins zou distanciëren van de eigen concepten. Het
bestuur heeft in een schrijven aan de betrokken directeur van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten van 18 oktober met klem benadrukt, dat de Vereniging
van Archivarissen naast alle bereidheid tot overleg, vasthoudt aan de eigen con
cepten. Als verduidelijking van een voorafgaande circulaire heeft de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten op ons verzoek dit op 12 februari 1969 per aparte
circulaire aan de gemeentebesturen en andere aangeslotenen uitdrukkelijk ken
baar gemaakt.
Het grote probleem bij de zorg voor de nog niet overgedragen archieven is dc
vernietiging.
Het verwijderen van overtollige bestanddelen is, zoals Fockema Andreae schreef,
een onmisbare voorwaarde voor het bruikbaar maken van nieuwe archieven11.
Met Jenkinson kan worden gesteld dat deze bewerking plaats moet vinden door de
registrateur in overleg met de bureaus die de stukken geproduceerd hebben en in
overleg met de archivaris, die het geheel aan bronnen overziet. De vernietiging
is een plicht, die ook in de personeelsformatie duidelijk tot uitdrukking moet
komen.
De nijmeegse hoogleraar Duynstee wees op de dringende noodzaak van vernie
tiging, toen hij naar aanleiding van de huidige paperasserie stelde: „De toevloed
van bescheiden is van dien aard, dat de wetenschappelijke bestudering van de
papierzeeën menselijkerwijze onmogelijk gaat worden, tenzij men tevoren radicaal
gaat selecteren en vernietigen12.
In dezelfde geest verlangt dr. Rohr van het Bundesarchiv Koblenz indamming
van de papierstroom, slechts een extract, een neerslag zoals ook de middeleeuwen
nalieten, mag overblijven, terwijl professor Santé uit Wiesbaden de overdracht wenst
te beperken tot „scheppende" diensten13. De belgische oud-algemene rijksarchi
varis C. Tihon schatte het bewaarpercentage voor de rijksoverheid op 5 a 10%14.
Archivariaat en registrateur staan hiermede voor een enorme opgave. Enkel
reeds bij de departementen in Den Haag wacht 88 km. archief op vernietiging
of overdracht. Een goed vernietigingsbeleid is voorwaarde voor kwalitatieve
acquisitie en met het verwerven van hoogwaardige particuliere documentatie
beslissend voor het toekomstige niveau.
Zoals bekend is, verlangt artikel 3 van het archiefbesluit algemene regelen voor
de vernietiging. Het is taak voor de Vereniging van Archivarissen in Nederland,
11 N.A. Lil 1947/'48 p. 140.
12 De Tijd 5 juli 1960.
13 Der Archivar, Mitteilungsblatt für deutsches archivwesen X oct. 1957 p. 239.
14 Archief en Bibliotheekwezen in België 1968 extra nr. 1 p. 130.
[12]
's lands archivistisch forum bij uitstek, om op korte termijn studiedagen te wijden
aan deze principiële basis.
Het archiefwezen is geworteld in administratie en wetenschap, in het streven
naar rechtszekerheid, zoals dat vorm kreeg in het reglement van 1588 voor het
archief van Simancas, en in de waarheidsvraag, die in 1681 de grondlegger van
onze vakwetenschappen Jean Mabillon bracht tot de publicatie van zijn opus De re
diplomatica. Deze beide elementen de administratieve orde en de vraag naar
de gang van de mensheid door de geschiedenis domineerden afwisselend in
de vakbeoefening.
De eerste archiviste-général van Frankrijk Armand Gaston Camus was een
politicus en grand commis. Zo ook Hendrik van Wijn's brusselse collega, de rijks
archivaris voor de zuidelijke provinciën Pierre J. M. de l'Ortye. Deze ging geheel
op in de administratie. Ditzelfde deed de grote registrator en administratieve
organisator Steven Dassevael, die in de Almanach Impérial van 1813 als archiviste
genoemd wordt bij de hoge dignitarissen van het franse inlijvingsbestuur in Ne
derland15.
Rond het tweede kwart van de 19de eeuw werd, zoals ook de hoogleraar Santé
mededeelt, de symbiose van archief en administratie verbroken door de histo
ricus-archivaris16. De eerste van dit specimen was de grote Louis Prosper Ga-
chard. Na de belgische revolutie van 1830 weigerde de rijksarchivaris De l'Ortye
door een eed op de liberale grondwet de „Verlichte" ontwikkelingsstaat van
Jozef II en Willem I te verloochenen. Hij kreeg zijn ontslag; viel, doch week niet.
Als rijksarchivaris werd hij opgevolgd door Gachard, wiens invloed eerder niet
vreemd was geweest aan het reglement van 4 augustus 1829. Met dit reglement
had de minister van Binnenlandse Zaken Van Gobbelschroy in ons land het be
ginsel van de openbaarheid van archieven geïntroduceerd. Het reglement maakte
de archieven „deze bronnen der geschiedenis" toegankelijk voor alle personen, die
de archivaris bekend en vertrouwd waren.
De nederlandse „Gachard", Bakhuizen van den Brink, was, toen hij in 1854 aan
het rijksarchief verbonden werd, onbetwistbaar 's lands eerste historicus. Met zijn
ideologische tegenvoeter Groen van Prinsterer, de archivaris van het Koninklijk
Huis en de voorman van de kleine luiden, vernieuwde hij de nederlandse geschied
beoefening. Binnenslands telde de richting Bakhuizen van den Brink archivarissen
als L. Ph. C. van den Bergh, P. A. S. van Limburg Brouwer, H. O. Feith, P. Nijhoff,
P. Scheltema en Eelco Verwijs, de Verwijs van het Oera Linda-boek. Als buiten
beentje kan worden genoemd de drentse archivaris mr. H. J. Smidt, die minister
van Justitie en gouverneur van Suriname werd. Buitenslands behoorden tot deze
archivarissengeneratie mannen als de revolutie-historicus Jules Michelet, die de
franse bourgeoisie massaal tot het bevredigend lezen van de burgerlijke ge
schiedenis bracht; de pruisische archivaris Heinrich von Sybel, Rankes oudste
leerling en de beierse algemene rijksarchivaris Franz von Löher, de biograaf van
Jacoba van Beieren, die in 1890 een archiefleer publiceerde.
15 N.A. LUI 1947/'48 p. 135.
16 Der Archivar a.v. p. 238.
[13]