Aansluitend aan dit artikel worden drie nieuw ingerichte archiefgebouwen be
schreven. Albert Bruckner behandelt Der Umbau des Staatsarchivs Basel Stadt2,
Karl H. Schwebel Der Neubau des Staatsarchivs Bremen en Bernhard Zittel Der
Neubau des Bayerischen Hauptstaatsarchivs München. Fraaie foto's en tekenin
gen verduidelijken deze bijdragen.
Meer dan honderd bladzijden van dit tijdschrift zijn gevuld met besprekingen en
berichten. Onder de Nachrufe is te vermelden die van de hand van Hans Booms
over Karl Gustav Bruchman, aan vele Nederlanders bekend als Direktor des
Bundesarchivs en als Vorsitzender des Vereins deutscher Archivare.
W. J. F.
Journal of the Society of Archivists van april 1968 (III, 7) opent met een uitge
breide geïllustreerde studie van Pierre Chaplais over oude Angelsaksische oor
konden. Vervolgens behandelt Colin A. McLaren een vroeg 16e eeuws actbook van
het Londense diocees, dat een kleine veertienhonderd kerkelijke en administratieve
zaken bevat. D. Charman gaat in op de positie van de Engelse Local Archives
Service. Personeelsgebrek en te veel kleine archiefbewaarplaatsen dwingen tot
centralisatie en strakkere organisatie. The records of the church commissioners,
het college dat op 1 april 1948 gevormd werd uit drie afzonderlijke kerkelijke be
stuurslichamen, worden uitvoerig beschreven door E. J. Robinson. - Ook bij de
Shorter Communications krijgen de Local Archives nog de aandacht. - Uit Notes
and News stippen we aan, dat Eton College sinds september 1966 een Keeper of
College Library and Collections heeft, die ook de roerende monumenten onder
zijn beheer heeft. Over de beroemde Elgin Marbles van het Parthenon schreef
William St. Clair aan de hand van tot nu toe ongepubliceerde archiefstukken van
het Foreign Office en uit familiearchieven een op rehabilitatie van Lord Elgin
gerichte studie.
De aflevering van oktober 1968 (III, 8) begint met een uitgebreide geïllustreerde
bijdrage van Prof. C. N. L. Brooke van de Universiteit van Londen over oorkon-
denvervalsingen in de middeleeuwen. De auteur richt zijn aandacht minder op de
vervalsingen zelf dan wel op de vervalser en op hetgeen het vervalste document
ons leert over de wereld waarin het ontstond. R. F. Dell behandelt een aantal ver
schillen tusen Schotse en Engelse archieven, achtereenvolgens de taal, de inrich
ting van de administratie en de wijze van overdracht van onroerend goed. E. Welch
geeft een overzicht van de wijze waarop de nonconformistische congregaties hun
onroerend goed verkregen en hoe dat door trustees werd beheerd. In de inleiding
van zijn artikel vertelt hij, dat door de tegenwerking van Anglicaanse grondeige
naren soms in het begin van de 19e eeuw nog op een boot gekerkt moest worden.
Soms werden twee huizen tot een kapel verbouwd, maar omgekeerd veranderde
2 Cf. Ned. Archievenblad 1964, blz. 139-140.
[46]
een buiten gebruik geraakte kapel wel weer eens in twee huizen. Opmerkelijk is, dat
rond 1840 speculanten kerkjes bouwden voor de verkoop. In 1859 bezichtigden
presbyterianen in Plymouth eerst een Rooms-Katholieke kapel, een kapel der
afgescheidenen en een geheelonthouderslokaal alvorens ze van aankoopplannen
afzagen en besloten zelf een kapel te bouwen. Vooral het Leger des Heils echter
nam vele buiten gebruik geraakte kerken over als lokalen voor zijn bijeenkomsten.
A. D. Ridge vertelt over de inventarisatie van het archief van de verpleegsters
opleiding van het Montreal General Hospital. J. K. H. Cunningham van de Lon
dense brandweer behandelt de bescherming van archieven tegen brand. Over het
van 11 tot 13 januari 1968 in Cambridge gehouden symposium over archiefbeheer
wordt verslag uitgebracht door M. Cook, L. J. Macdonald en E. Welch. Zowel
de kwestie van selectie en vernietiging van archiefstukken als het gebruik van com
puters voor documentatiedoeleinden kwamen ter sprake.
In de Shorter Communications en de Reviews troffen we niets aan, dat we spe
ciaal onder de aandacht van onze lezers willen brengen.
J. H. v. d. HO.
Een archiefvondst in 1884
In het nummer van (wijlen) de Dordrechtsche Courant van 21 November 1884
trof ik onderstaand berichtje aan.
„Eene belangwekkende ontdekking is aan (sic) het Italiaansche ministerie van on
derwijs gedaan, waar men in hetgeen voor weinig meer dan een hoop scheurpapier
gehouden werd, eene geheime correspondentie aangetroffen heeft tusschen den
vermaarden connétable de Bourbon, die Rome geplunderd heeft1 en Ludovico il
Moro, benevens 46 andere stukken en handschriften, allen (sic) voor de geschied
kunde van belang."
Mr. J. J. Beyerman
1 De van mei tot juli 1527 geduurd hebbende „sacco di Roma"
[47]