Kroniek De eerste hoofdafdeling; Stukken van persoonlijke aard, beschrijft de stukken afkomstig van de uit Reimerswaal afkomstige familie Groeninx en van aanver wante geslachten. De bij de inleiding opgenomen stamtafels geven hierbij de nodige toelichting. Toch ware een verwijzing naar het artikel van den heer W. A. van Rijn in het Maandblad De Nederlandsche Leeuw van 1933 hier op haar plaats geweest, waarbij tevens vermeld had kunen worden, dat zeer waarschijnlijk de als olijven gequalificeerde vruchten in het wapen (in kleuren afgebeeld op biz. XX naar het Adelsdiploma van 1832) een soort appels (groenings) genoemd behoren te worden, zodat hier een sprekend wapen gevonden wordt. Het is natuurlijk een onbegonnen werk de inventaris en regestenlijst te gaan contro leren, als men het archief niet bij de hand heeft en de streek alleen van aanzien kent. Mijn nieuwsgierigheid ging er naar uit, of er iets over Gelderland te vinden zou zijn. De enige acte die ik tegenkwam, is beschreven in inventaris n. 267, en betreft de verhuring van het buiten Duinoog (nu de Duno) aan mr. J. Cornets de Groot, de broeder van mevrouw Groeninx. Maar juist in dit nummer zitten fouten, de naam van de verhuurder is namelijk mr. A. O. F. Bomblé Vatebender, de vroegere richter van de heerlijkheid Doorwerth, die het goed in 1790 gekocht had. Intussen mogen wij blijde zijn met deze acte, omdat zij een bijzonderheid over de Duno geeft, die aan vroegere onderzoekers onbekend was gebleven2. van Schilfgaarde Richtlijnen voor de opmeting en vragenlijst voor de beschrijving van oude boerderijen, uitgegeven door de Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek te Arnhem, 1969. Bij haar oprichting in I9603 stelde de Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek zich o.a. tot taak de bevordering van een uniforme wijze van verzameling en vast legging van wetenschappelijke documentaire gegevens. Zij ontwierp daartoe richt lijnen en een vragenlijst, die in de praktijk hun bruikbaarheid voor het werk van de Stichting hebben bewezen. Dat is voor het bestuur aanleiding geweest ze te laten drukken, waardoor ze ter beschikking komen van belangstellenden, zoals architecten belast met de restauratie van oude boerderijen. Wellicht kunnen ook collega's streekarchivarissen, in wier ambtsgebied zich monumenten van oude landelijke bouwkunst bevinden, met deze duidelijke modellen hun voordeel doen. J. H. v. d. HO 2 5 jaren Geldersch Landschap 1931-1935, blz. 42/3. E. J. Demoed, Van een groene zoom aan een vaal kleed (Oosterbeek, 1953), blz. 143/4. 3 Ned. Archievenblad 1964 blz. 142-143. [42] Buitenlandse archivistische literatuur The American Archivist ging in 1968 over van een grijze op een groene omslag. Het januari-nummer begint met het presidential address van Herbert E. Angel, getiteld: Archival Janus, The Records Center. Dat heeft als de Romeinse god twee aspecten: het neemt van de administratie de niet meer dynamische stukken over en geeft ze later door, hetzij aan een archief ter blijvende bewaring, hetzij aan een oud-papierhandel tei vernietiging. Spreker gaf een soms humoristisch ge tint overzicht van deze in 1941 bij de Amerikaanse marine ingevoerde vorm van archiefbewaring, wel te onderscheiden van de records storage depots, bewaar plaatsen waar iedere bewaargever zijn eigen stukken weer opzocht als hij ze nodig had. Ten slotte merkte Angel op, dat de archivaris pas werkelijk een positie bereikt heeft als hij de functionaris weet te weerstaan die hem zijn nog lopende admini stratie ter bewaring wil opdringen. D. Irvine geeft een diepgaande beschouwing over systemen van classificatie. Van C. Lokke (18971960) werd een zeer lezenswaardige, onder zijn nagelaten papieren aangetroffen studie over het wel en wee van de archieven in Frankrijk gedurende de revolutie, 17881794, en het werk van de archivaris Gaston Camus en de deputé Pierre Baudin, opgenomen. Van bijzonder belang achten wij ook nog de bijdragen van D. C. Duniway en Ph. D. Jordan. De eerste, Archivist of Oregon, gaat in op de over de hele wereld actuele vraag: Where do public records belong? Over bijna alle kwesties bestaan op verschillende bestuurlijke niveaus stukken, die voor verschillende doeleinden nagenoeg dezelfde inhoud vastleggen. Welke moeten uiteindelijk bewaard worden en op welke plaats? Het centrale bestuur zal daarvoor regels moeten geven, zowel om doublures in de archiefbewaarplaatsen te voorkomen als om de onderzoekers de grootst mogelijke zekerheid te geven waar zij de gezochte informatie kunnen vinden. Prof. Jordan van de Universiteit van Minnesota is een van die onderzoe kers en hij pleit in een met talrijke voorbeelden doorspekt betoog voor samenwer king tussen de visser, de Petrus op zoek naar gegevens, die de geschiedvorser is, en de archivaris, die alle kennis en ervaring die zijn positie hem verschaft, onbe krompen ter beschikking moet willen en kunnen stellen, daarbij niet gehinderd door zinloze niet meer op de situatie passende reglementen. Voor degenen, die met die materie te maken hebben wijzen we nog op het artikel van C. E. Dewing: Manuscript Cataloging - The Beinecke Method Examined. Het nummer van april is vrijwel geheel gewijd aan de opleiding van archief func tionarissen. Daar Amerika geen eigenlijke archiefschool kent, heeft deze opleiding zowel aan universiteiten als op bibliotheekcursussen plaats. Over de eerste schreef [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 24