gewone schranderheid, kunde en welsprekendheid, getuigd zijne beroemde peti
tiën aan a de Raad van State, een heerlijk gedenkschrift van staatkundige wijs
heid Het maakt de indruk, dat Van der Aa, op dit punt althans Van Wijn
heeft nageschreven, zonder acht te slaan op diens verbetering en het verdient
hulde, dat de jonge Goslinga hierover zijn twijfel dorst uit te spreken en om een
nader onderzoek vroeg.
Nu was dit niet zo moeilijk te volbrengen. Slingelandt zelf heeft de vraag, wie
met het opstellen van de generale petitien was belast, beantwoord in een door
hemzelf in de Franse taal geschreven opstel over de Raad van State10. „Le trésorier
Général", zo schreef hij daar, „qui a titre de Conseiller, et qui est un ministre a
vie, creé par les Etats Généraux a pareillemant séance au Conseil. L'on demande
ordinairemant son avis sur toutes les affaires importantes, et principalemant sur
celles, qui sont du ressort de sa charge. Mais son avis ne sert que pour l'infor-
mation du conseil, et n'est pas compté parmi les voix". Na nog wat dieper op de
werkzaamheden van deze belangrijke ambtenaar te zijn ingegaan, eindigde Slin
gelandt de alinea met de zin: „Enfin il dresse l'état de guerre, et les petitions, tant
générale, que particulières, dont il a été parlé ci dessus".
Het is dus de thesaurier-generaal, die met het opstellen van de generale petitien
was belast, en dat blijkt ook duidelijk uit artikel 12 van zijn instructie11, welke
voor Burgh12, thesaurier-generaal van 16661699 en voor Jacob Hop13, die als
Burgh's opvolger tot zijn dood in 1725 deze functie vervulde, gelijkluidend was.
Heeft echter de thesaurier-generaal zijn werk steeds zelf kunnen verrichten? Alvo
rens op deze vraag in te gaan, zullen wij ons eerst verdiepen in de taak van de
secretaris.
Over deze ambtenaar schreef Slingelandt: „Le secrétaire, qui est pareillemant un
ministre a vie, creé par les Etats-Généraux, assiste aux délibérations de Conseil.
II doit faire souvenir le président de semaine des matières, qui doivent être traiteés,
préférant les affaires publiques aux particulières, suivant l'article 3 de son instruc
tion et il couche par écrit les délibérations du Conseil et les dépêches, qui en
résultent." Overigens blijkt uit artikel 11 van de instructie voor de secretarissen
van de Raad van State14, dat hij het archief beheerde en ieder, die wel eens met
een secretaris van een belangrijke instelling heeft te maken gehad, of zelf zo'n
functie heeft vervuld, weet dat een bekwame secretaris door zijn kennis van de
archiefstukken een belangrijke invloed op de besluitvorming van het bestuur
kan uitoefenen.
Bovendien namen de leden van de Raad van State, gedurende de Negenjarige
en de Spaanse Sucessieoorlog, dikwijls deel aan besprekingen met de Staten-
Generaal. Meestal vertegenwoordigden dan de thesaurier-generaal en de secre-
a Bedoeld zal zijn 'van'.
10 A.R.A., Collectie Slingelandt 194.
11 Ibidem 134.
12 Van der Aa, a.w., (Haarlem 1855), lie Deel, blz. 489.
13 a.w., (Haarlem 1867), IVe Deel, blz. 385.
14 A.R.A., Raad van State 1881, folio 13.
[32]
taris zelfstandig de Raad, of waren lid van de delegatie. Bij deze vergaderingen
had hun stem dezelfde waarde als die der andere aanwezigen. Dat het hun hier
door mogelijk werd een niet onbelangrijke invloed uit te oefenen op zaken, welke
niet tot „hun departement" behoorden, blijkt bijvoorbeeld uit de secrete resolutie
van H.H.M. van 13 juli I71215, welke woordelijk is ontleent aan een rapport,
dat Slingelandt persoonlijk de vorige dag had opgesteld16.
Hoe het ook zij, de secretaris bekleedde toch een minder belangrijk ambt, dan
de thesaurier-generaal. Het is goed na te gaan hoe Slinglandt hier zelf over dacht,
temeer daar dit onderzoek ons misschien zal leiden tot oplossing van de vraag,
welke Goslinga in zijn proefschrift stelde.
De sleutel hiervoor ligt verborgen in de brief, welke Heinsius op 10 november
1699 aan de koning-stadhouder schreef17. Hij meldde onder meer, dat de the
saurier-generaal, Coenraad Burgh, was overleden. H.H.M. hadden besloten de
koning te vragen, wie hij als opvolger wenste te zien aangewezen18. Heinsius ver
volgde zijn brief met het verslag over een bezoek, dat de secretaris van de Raad
van State hem, naar aanleiding van het openvallen van de functie van thesaurier-
generaal, had gebracht. „D'heer secretaris Van Slingelandt heeft mij betoont wel
genegentheid tot dat ampt te hebben, dewijl nu soo lange tijt all het werck van
den thesaurier hadde gedaen en vervolgens deselve directie gehad, ingevalle men
het tractement van den thesaurier mochte goetvinden te vermeerderen, dewijl het
geen drie duijsent gulden effectijf komt te belopen, 'tgene hij meende dat men
uijt het secretarisschap soude konnen vinden, dewijl 'tselve ongelijck meer opbragt.
lek hebbe hem geantwoort, dat ick vóór dese wel van hem verstaen hadde, dat
hij geen genegentheid tot dat ampt hadde, ende ick nu verwondert was, dewijl
hij daertoe scheen te inclineeren, en den thesaurier soo lange jaere out ende onbe-
quaem was geweest, dat die sake niet hadde gepraepareert; dat ick hem niet konde
verbergen, dat ick al vóór lange had gemerekt dat Uwe Majesteit sijne gedagten
op ijmant hadde laeten gaen, dat hij dat onder de hant wel soude konnen laten
sonderen, maer dat ick hem niet konde raden een publijque sollicitatie te be
ginnen. lek hebbe sonder Uwe Majesteits goetvinden mij niet verder derven uijten,
ende oock, om hem niet te abuseren, niet minder konnen seggen De 17e ant
woordde Willem III19, dat hij H.H.M. had verzocht Hop tot thesaurier-generaal
te willen aanstellen. De koning-stadhouder deelde nog mede een brief van Slinge
landt te hebben ontvangen, waarin hij om de functie had gevraagd. Willem III
gaf blijk de secretaris van de Raad van State niet goed op zijn waarde te kunnen
schatten, want hij eindigde zijn brief met de woorden: „Het is mijn leet dat hij
naer dat ampt staet, want het niet krijgende, sal seer 't onvrede sijn, ende alle
saecken in den raet laete loopen. Indien Hop en hij malkanderen daerover koste
1.5 a.R.A. Staten Generaal, Secrete Notulen 4194.
16 A.R.A., Collectie Slingelandt 122, folio 1-11.
17 F. J. L. Kramer, Archives ou correspondance inédite de la Maison d'Orange-Nassau,
Troisieme Serie, Tome II 1697-1700, (Leiden 1908), blz. 505.
13 A.R.A., Staten Generaal 3754, 8 november 1699.
19 F. J. L. Kramer, a.w., blz. 511.
[33]