woorden 'na overleg' zijn zeer misleidend en wekken de indruk, dat onze vereniging
haar naam aan deze concepten heeft laten verbinden. De VNG heeft onze ver
eniging willen gebruiken als een vlag, die haar lading dekt. Wel heeft de VNG op
aandrang van het bestuur de bedoelde uitlating enigszins gecorrigeerd in een cir
culaire van 12 februari 1969, maar deze circulaire bevatte een nieuwe onjuistheid,
n.l. dat onze eigen ontwerpen zouden zijn vastgesteld ten behoeve van onze leden.
Dr. van Hoboken stelt met nadruk vast, dat onze ontwerpen voor alle gemeenten
bestemd zijn.
Onze vereniging dreigt, aldus spreker, door de intriges van de VNG haar gezicht
te verliezen. Het bestuur had zich over de concepten niet met de VNG moeten
inlaten buiten de ledenvergadering om. Het had hierover het praeadvies van de
destijds ingestelde commissie moeten vragen en dan de ledenvergadering moeten
laten beslissen. Als de VNG zoveel prijs stelt op samenwerking met ons, had zij
daarop maar moeten wachten. Maar het bestuur heeft te gemakkelijk toegegeven
aan de avances van de VNG om samen te werken.
Spreker erkent volmondig de wenselijkheid van samenwerking tussen archivarissen
en registratoren, maar dat is niet per se hetzelfde als samenwerking tussen onze
vereniging en de VNG. Organisaties kunnen tegenover elkaar staan, terwijl de
wederzijdse leden elkaar desondanks vinden.
Uit het gebeurde blijkt weer, wat samenwerking met de VNG waard is: ook in het
verleden heeft de VNG telkens geprobeerd de samenwerking met de archivarissen
te gebruiken als dekmantel voor haar eigen doeleinden. Maar zelfs al was dit niet
zo, dan nog moesten wij samenwerking afwijzen, zolang de VNG met dergelijke
produkten komt als dit concept. Spreker noemt het concept van de VNG een be
schamend stuk: de ontwerpers ervan kennen de Archiefwet niet en laten de pu-
blikaties in het Nederlands Archievenblad over dit onderwerp ongelezen. Moeten
wij dan met hen samenwerken? Spreker hoopt, dat het bestuur hieruit de les zal
trekken voortaan meer op zijn hoede te zijn en zich niet door de VNG op sleep
touw te laten nemen.
Het is niet voldoende, dat onze leden er op toezien, dat onze ontwerpen bij de ge
meenten worden ingevoerd. Juist nu de VNG de gemeentebesturen in de waan
heeft gebracht, dat onze ontwerpen slechts voor onze leden bestemd zijn, moet er
meer gebeuren en moet het bestuur hiertegen opkomen. Dr. van Hoboken stelt
voor, dat het bestuur zich per circulaire tot alle gemeentebesturen wendt en daar
bij mededeelt, dat onze Vereniging haar eigen ontwerpen heeft gepubliceerd in het
NAB, dat deze ontwerpen bestemd zijn voor alle gemeentebesturen en niet alleen
voor onze leden, en dat exemplaren hiervan op aanvraag verkrijgbaar zijn. Hij
vraagt of het bestuur hiertoe bereid is.
Dr. G. W. A. Panhuysen verklaart, dat het inderdaad niet de bedoeling van het
in 1956 door hem uitgebrachte praeadvies-Panhuysen is, dat bij de ordening en
beschrijving der archieven alleen op de behoeften van de administratie wordt ge
let en niet op die van het historisch onderzoek en de rechtszekerheid. Het is nood
zakelijk, dat de gemeenten zich bewust zijn en blijven van de waarde, die wij aan
de archieven als geschiedbronnen toekennen.
[20]
Dr. H. T. Obreen merkt op, dat bijna alle gemeenten lid zijn van de VNG. Als
wij ons per circulaire tot deze gemeenten richten, zou dat als komende van buiten
de VNG-club weinig effekt hebben. Hij vraagt zich af of het niet beter zou zijn
als dr. van Hoboken zijn torpedo in bijvoorbeeld de 'Gemeentestem' afvuurde,
opdat men in die kringen kan vernemen, dat de gedachten van de VNG niet al
leen-zaligmakend zijn?
Mr. K, Schaap ziet in het door dr. van Hoboken gestelde twee aspekten. Ten
eerste een verwijt aan het bestuur over zijn optreden in zake de VNG-concepten.
Dit punt zouden wij of nu moeten afdoen of aan een commissie voorleggen om
dit eens te bezien. Ten tweede ziet hij hierin een terugkomen op het praeadvies-
Panhuysen, in verband met zijn eis, dat er bij de ordening een beschrijving der
archieven moet worden gelet op de behoeften van het historisch onderzoek en de
rechtszekerheid. Aan dit punt zou een aparte vergadering moeten worden gewijd.
De jongere leden zouden dan meteen kennis kunnen nemen van de hierover inder
tijd gevoerde diskussie. Wij moeten op dit moment geen stappen ondernemen tegen
de VNG, beter gezegd SOD.
Mr. H. J. Bernsen is het met dr. van Hoboken eens, dat de VNG-concepten waar
deloos zijn. Hij acht de hele diskussie echter een nakaarterij. Op gemeentelijk
niveau heeft iedereen in Brabant zich beraden. Gedeputeerde Staten bekijken
alle gemeentelijke archiefverordeningen, ook al komen die alleen ter kennisneming
binnen. Zij verklaren dan, dat de verordeningen opgesteld volgens het VNG-model
niet in overeenstemming met de wet zijn en sturen aan de betreffende gemeenten
onze ontwerpen. Wel hangt het van de houding van Gedeputeerde Staten af, wat
het overleg met de gemeenten oplevert. Hij hoopt de zaak dus via zijn inspektie
in het reine te brengen, zij het op het laatste moment.
Dr. Brekelmans is het grotendeels met dr. van Hoboken eens behoudens wat be
treft zijn bezwaren tegen artikel 2, lid 1. Oneens is hij het met mr. Schaap. De
houding van het bestuur acht hij weifelachtig. Om het gezicht van de vereniging
te redden is daarom de spoedige verzending van een circulaire noodzakelijk.
Dr. van Hoboken begrijpt wel wat dr. Obreen en mr. Schaap willen, maar meent,
dat er nu, in deze vergadering, spijkers met koppen moeten worden geslagen.
Dr. W. J. Formsma is tegen verzending van een circulaire. Deze zaak interesseert
de gemeenten, vooral die zonder archivaris, toch niet. Voorzover nodig zijn bo
vendien de provinciale inspekteurs op de hoogte. Een circulaire zou bovendien een
symtoom zijn van ruzie tussen de VNG en de VAN.
De heer E. J. Th. A. M. van Emstede acht daarentegen toezending van circulaire
nuttig en wil daar de tekst van de VAN-concepten bijgevoegd zien. Daar sluit dr.
Van Hoboken zich bij aan.
De voorzitter verklaart, dat het niet de bedoeling van het bestuur is geweest met
de VNG tot overeenstemming over een concept te komen. De circulaire van 12
februari is in overleg met hem tot standgekomen.
Het is naar zijn mening de taak van de gemeente-archivarissen, die als lid van de
vereniging de VAN-concepten hebben ontvangen, ervoor te zorgen, dat er in hun
gemeenten goede archief-verordeningen komen. Het bestuur heeft er daarom be-
[21]