Bij dit alles was je als rijksarchivaris op het Bleyenburg vanzelf sterk geïnteres seerd en haast voordat je het wist als waarnemend algemeen rijksarchivaris zeer nauw betrokken. Op je benoeming in december 1968 tot algemeen rijksarchivaris ben je bescheidenheidshalve in je jaarrede niet ingegaan. Dat neemt niet weg, dat wij je van harte willen gelukwensen. Wij hopen, dat het je met vele ambtelijke jaren voor de boeg gegeven mag worden je idealen verwezenlijkt te zien. Je werkkracht, je goede reputatie bij allen, die bij een wetenschappelijk onderzoek een beroep op je gedaan hebben en de steun, die je van alle ambtgenoten mag ver wachten bij je pogingen veel voor het archiefwezen te bereiken zijn voor ons en mogen voor jou veelbelovend zijn. Dat je de combinatie van algemene rijksarchivaris en voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in Nederland in de praktijk minder gelukkig en om diverse re denen ongewenst achtte en daarom voor het voorzitterschap bedankt hebt, is be grijpelijk. Nu je vier jaar bestuurslid, twee jaar als secretaris en twee als voorzitter, van de Vereniging bent geweest, kunnen wij er ongetwijfeld op rekenen dat in de toekomst het contact tussen jou en het bestuur hartelijk en open zal blijven. De doeleinden van onze vereniging zijn ons allen lief en wij zullen die alleen kunnen bereiken in onderling overleg en begrip, in eensgezindheid en zo mogelijk in samenwerking met verwante organisaties en anderen, die wij naast ons aantreffen zullen op de door ons af te leggen wegen. Je medebestuursleden willen je graag op jouw weg een reisgeschenk meegeven, daarmee uitdrukking gevend aan hun gevoelens van erkentelijkheid voor je colle gialiteit en van blijvende vriendschap'. Aldus collega Renting, die de aftredende voorzitter enige geestelijke en spirituele versterking voor onderweg aanbiedt. Mr. Ribberink bedankt hartelijk voor deze woorden en herinnert aan de vriend schappelijke sfeer in het bestuur, die een blijvende verrijking voor ieder van haar leden was. Hij hoopt, dat er in de toekomst een optimaal kontakt zal zijn tussen de algemeen rijksarchivaris en de vereniging. Daarna komt aan de orde de verkiezing van drie nieuwe bestuursleden in verband met het aftreden als bestuurslid van de voorzitter, van de penningmeester J. H. Streefland (vergelijk de jaarrede hiervoor) en van mr. J. H. van den Hoek Ostende, de laatste volgens rooster. De door het bestuur gestelde kandidaten dr. F. A. Brekelmans, A. Graafhuis en mevrouw drs. E. P. Polak-de Booy worden, daar er geen tegenkandidaten zijn gesteld, bij akklamatie verkozen. Alle drie hadden zich reeds tevoren bereid verklaard een bestuursfunktie te aanvaarden. De voorzitter wenst hun geluk met hun benoeming en sterkte voor hun nieuwe taak. Eveneens bij akklamatie wordt mr. J. H. van den Hoek Ostende tot redakteur ge kozen als opvolger van dr. J. E. A. L. Struick. Ook in dit geval was geen tegen kandidaat gesteld. Mr. Ribberink spreekt eerst dr. Struick toe, die hij bedankt voor het vele werk, dat hij als redakteur heeft verzet en herinnert er aan, dat collega Struick al eerder had willen aftreden en gedurende de laatste jaren zijn funktie van redakteur heeft moeten kombineren met die van bouwheer van een nieuw archief [18] en schrijver van een boek over de geschiedenis van Utrecht. Maar hij heeft moe dig volgehouden ondanks de vele problemen, waarmee hij te kampen had. Dr. Struick bedankt de voorzitter voor zijn vriendelijke woorden en zegt, dat hij zich als redakteur dikwijls als een soort strandjutter gevoeld heeft, die zo nu en dan een klein schelpje op het strand mag oprapen, of als een verloskundige, die steeds moeilijke bevallingen moet verzorgen. Hi] vraagt de leden dringend om veel bijdragen aan het Archievenblad en verklaart, dat hij in zijn funktie van advise rend lid steeds met veel genoegen en geenszins stilzwijgend de bestuursvergade ringen heeft bijgewoond. Mr. Ribberink bedankt vervolgens collega Van den Hoek Ostende voor zijn inbreng in het bestuur, dat hij wel als bestuurslid gaat ver laten, maar waarin hij als redakteur als adviserend lid zitting blijft houden. Dit is dus geen definitief afscheid. Veel succes zij hem in zijn funktie als redakteur gewenst. Mr. Van den Hoek Ostende spreekt zijn dank uit voor deze woorden en vraagt de leden om medewerking in de vorm van veel kopie voor het Archievenblad. Ter sprake komt het volgende agendapunt, de bemoeienissen van de Vereniging van Archivarissen met de van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uitgegane concept-archiefverordeningen ex artt. 23 en 25, lid 2, van de Archiefwet. Dr. W. J. van Hoboken verklaart het op prijs te stellen, dat dit punt alsnog aan de agenda is toegevoegd. Het is een belangrijke zaak, maar ook een onaangename, waardoor de Vereniging schade dreigt te leiden. De kwestie is door allerlei ongun stige factoren beïnvloed. Toen het bestuur op de vergadering van 14 juni 1968 de concepten van de VNG onder de aandacht van de leden bracht, was spreker met vakantie en hij vernam pas eind augustus wat er gaande was. Pas in oktober deel de het bestuur zijn bezwaren mede aan de VNG, die intussen de indruk moet hebben gekregen, dat er onzerzijds weinig bezwaren waren. De late kritiek van het bestuur heeft blijkbaar ook te weinig indruk op de VNG gemaakt. Dr. van Hoboken vat zijn bezwaren tegen het concept van de VNG voor gemeen ten, waar een archivaris is benoemd, als volgt samen. Dit concept voldoet in geen enkel opzicht aan de eisen van art. 23 van de Archiefwet, omdat het geen enkele bepaling over de zorg bevat, daarentegen wel bepalingen over het beheer, die er niet in thuis horen. De begrippen zorg en beheer zijn kritiekloos dooreengehaspeld. Op grond hiervan acht hij het concept in strijd met de Archiefwet. Verder is de bepaling van art. 2, dat de ordening en beschrijving zouden moeten voorzien in de behoefte van de administratie aan gegevens, onaanvaardbaar, omdat hier uit sluitend is gelet op het belang van de administratie en niet op dat van het histo risch onderzoek en de rechtszekerheid. Dat deze bepaling in overeenstemming zou zijn met het op 19 januari 1956 door de ledenvergadering aanvaarde praead- vies van dr. Panhuysen, zoals in de bestuurscirculaire is betoogd, wordt door spre ker ontkend. Wel juicht hij het toe, dat de VNG althans de bepaling, dat de door haar aan te bieden concepties als basis voor de registratuurplannen zouden gelden, op aandringen van het bestuur uit het oorspronkelijke concept heeft geschrapt. Terecht heeft ook het bestuur geprotesteerd tegen de circulaire van de VNG van 30 december 1968, waarin werd medegedeeld, dat de concepten van de VNG waren gereed gekomen 'na overleg' met de Vereniging van Archivarissen. De [19]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 12