Het is te begrijpen dat Roermond deze strijd verloren heeft, niet zozeer omdat het een strijd was tussen een gemeente en het Rijk, neen veeleer omdat Roermond gewapend met historische argumenten het wel verliezen moest tegen een nuchtere, nivellerende, organisatorische maatregel. Ik eindig mijn 'oratio pro domo' met een welgemeend excuus aan U allen. Immers van meet af aan zult U gedacht hebben hoe ik er toe kwam onze auteur Carel Bloemen in het openbaar aan te vallen. Daarom acht ik mij verplicht U mede te delen dat ik juist op Bloemen's aandringen dit steekspel heb ondernomen. Hij was het die het voorstel deed en er op aandrong. Waarom? De heer Carel Bloemen is een eerlijk en sportief man. Zijn inziens dient degeen die er anders over denkt, ook gehoord te worden. Of hij zich echter door een tegenbetoog bekeren laat, ik geloof het niet. Reëel zou zijn indien er een vervolg geschreven werd op het relaas van auteur Bloemen, een tegenhanger. Blijft echter staan dat een geschreven werk bij een herdenking als deze zodanig de primeur heeft dat een nagekomen geschrift volkomen in de schaduw geraakt. Bovendien zegt het spreekwoord: de eerste klap is een daalder waard. Al wat daarna gezegd of geschreven wordt, krijgt geen aan dacht meer. De Roermondse archief kwestie 11 Uit Rchtsgeleerd Magazijn THEMIS 1967, aflevering 6, p. 593. Carel Bloemen, De Roermondse archiefkwestie, N.V. Leiter-Nypels, Maastricht. Schrik niet, lezer, van het woord archief! Want het betreft hier een spannend ver haal, dat zich laat lezen als een goed geschreven detectivestory, inzake een conflict tussen de gemeente en het Rijk over de teruggave door de gemeente van rijksar chieven, die in het stadsarchief te Roermond berustten en door het Rijk werden opgeeëist om te worden geplaatst in het rijksarchiefdepót te Maastricht, een con flict, dat duurde van 1889 tot 1901. 'De zaken konden opgedreven worden tot een schier onbegrijpelijk conflict tussen rijk en gemeente, waarvoor geen weerga te vin den is in de geschiedenis van het internationale archiefwezen, noch waarschijnlijk in de sfeer van het bestuurlijke en administratieve recht', aldus Bloemen op blz. 41. Overdreven? Geenzins! Ik noem slechts enkele staaltjes: een Commissaris der Ko ningin - Ruijs de Beerenbrouck - die in opdracht van de Minister van Binnenland se Zaken, enige malen persoonlijk in de vroege morgen naar Roermond gaat om de stukken op te halen, doch daarbij bot vangt en door een aantal burgers bij het station wordt uitgejouwd. Het beschuldigen door de burgemeester van de rijks archivaris Flament, dat deze door het dagelijks meebrengen van een grote zak en het meenemen op de eerste en de laatste dag van een groot pak, stiekum archief- [268 stukken zou hebben meegenomen (blz. 51). De roddelpraat over het privéleven dat in werkelijkheid smetteloos was van de rijksarchivaris Flament, die de bur gemeester in een officieel rapport aan Minister Goeman Borgesius uitstrooide (blz. 169 e.v.). Het niet bezoeken van Roermond, wegens de halsstarrige houding der gemeente, door de Regentes Emma en Haar Dochter Wilhelmina tijdens het bezoek aan de provincie Limburg in 1895. De voorstellen van de Gouverneur tot ontslag van de burgemeester. Het is inderdaad onvoorstelbaar, hoe de hartstochten ook van de bevolking over een in wezen onbenullige kwestie, die, zakelijk gezien, slechts enkele inge wijden interesseerde, zo hoog konden oplopen. Dit alles heeft Carel Bloemen, met gebruikmaking van alle beschikbare bronnen meesterlijk beschreven, waarbij hij ook aan de staatsrechtelijke facetten volle aandacht heeft gewijd. Interessant is om te zien, hoe de burgemeester in deze tijd het huidige artikel 1 der gemeentewet bestond toen nog niet door 'Den Haag' nog steeds volledig werd gezien als rijksambtenaar, die de wil van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Rijks wetten dient uit te voeren en wanneer de raad en (of) b. en w. besluiten nemen, die naar het oordeel van het centrale gezag in strijd moeten worden geacht met de wet of het algemeen belang, verplicht is art. 76 (toenmaals art. 70) der gemeentewet toe te passen. Ook de vraag of t.a.v. het beheer door de gemeente van rijksarchieven de raad of b. en w. bevoegd moesten worden geacht, een iraag, die mede een rol speelde bij de rechterlijke procedure, welke tussen de gemeente en het Rijk werd gevoerd (zij begon met een kort geding om het Rijk te beletten de betrokken ar chieven tot zich te nemen) komt goed uit de doeken. Mijn eigen conclusie na het lezen van Bloemen's bloemrijk verhaal is, dat, verge leken bij dit drama, de conflicten Finsterwolde en Beerta, die elke student in het staatsrecht moet kennen, slechts kinderspel zijn! Een goede kijk krijgt men ook op een aantal hoofdrolspelers, de Minister van Houten en de aarzelende, angstige Goeman Borgius; de referendaris Victor de Stuers, die op alle manieren de Minis ters naar zijn hand trachtte te zetten; de Gouverneur Ruijs, die zijn ondankbare rol van vertegenwoordiger van het rijksgezag met bekwaamheid vervulde; Burgemees ter Raupp, die vanwege het conflict geen lintje kreeg en bijna werd ontslagen; de rijksarchivaris Flament; de stokoude hij was op 80-jarige leeftijd nog in functie! gemeentesecretaris Beltjens, die de sleutel van het betrokken archief bezat en daarmee telkens weer de rijksarchivaris hinderde; het raadslid Michiels van Kes- senich, die achter de schermen de burgemeester tot tegenwerking opzette en 'als de grote triomfator na het vonnis van de rechtbank in het voordeel van de ge meente door het stedeke schreed, waarvan de bewoners met serviele eerbied naar deze belangrijke man opkeken', (blz. 73). Het strekt inderdaad het gemeente bestuur tot eer zoals Bloemen op de omslag van het boek constateert dat het dit, voor Roermond niet vleiend verhaal als feestgeschenk heeft aanvaard ter ge legenheid van het honderdjarig bestaan van het stadsarchief. Van harte hoop ik met deze korte grepen uit deze boeiende geschiedenis ook hen, die als ik nog nooit van de Roermondse archiefkwestie hadden gehoord, er toe te brengen het boek zelf ter hand te nemen. Het is het ten volle waard! J. M. Kan [269]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 45