Het jaar 1967 heeft in ons organisatieleven van beiden iets. Dominerend is echter wel geweest het werk, dat in 'alle stilheid' werd verricht. In het algemeen genomen beweegt ons werk zich op het terrein van het vertrouwelijk behartigen van de be langen der leden individueel. Openbaarheid op dit gebied zou schade kunnen doen aan de persoon en de positie van het lid, dat onze medewerking inroept en ook schade doen aan het vertrouwen, dat aan onze organisatie werd geschonken. Ook in de afgelopen periode mochten wij de materiële belangen voor salaris- en positie verbetering van enige leden bij overheidsinstanties behartigen. Niet, dat onze activi teit in deze in alle gevallen tot direct succes heeft geleid. Maar als gevolg van onze interventie en voorlichting werden de gewenste verbeteringen toch in uitzicht ge steld. In dergelijke gevallen blijven wij diligent totdat het gewenste doel is bereikt. Er waren echter ook andere omstandigheden, die ons noopten om ons op onze activiteiten naar buiten te bezinnen. In het verleden is n.I. overduidelijk gebleken, dat belangenbehartiging der leden bij de overheid niet is te voeren met een dosis goede wil alléén. Voor het verkrijgen van de gewenste resultaten is bovendien overtuiging nodig en om te overtuigen dient men op het terrein van het personeels beleid bij de overheid uitermate goed gedocumenteerd en breed georiënteerd te zijn. Om met succes te kunnen pleiten voor positieverbetering van het arcbiefper- soneel is kennis nodig van de maatstaven, die bij de verschillende overheden wor den gehanteerd. Maatstaven, die in het algemeen geen blijk geven van gegronde kennis van het archiefvak en van begrip voor het nut van het archiefwezen. Het is derhalve van het grootste belang, dat eigen gefundeerde maatstaven worden aan gelegd om bij besprekingen onjuiste opvattingen over de werking van een archief dienst en de positie van de daarbij werkende ambtenaren te kunnen weerleggen, te wijzigen, aan te vullen of te verbeteren. Functiewaardering is een wetenschap, die in onze organisatie in deze tijd de volle aandacht vereist. Deze aandacht heeft zij in de kring van ons bestuur in toenemende mate verkregen. Zij heeft geleid tot de instelling van een commissie uit bestuur en leden ter bestudering en uitwerking van de bij de overheid alom toegepaste metho diek, zowel bij rijk, provincie als gemeentebestuur. Deze commissie, waarin zitting hebben rijks-, provinciale en gemeentelijke archiefambtenaren en derhalve het ge hele terrein van de overheid bestrijkt, laat zich bij het ontbreken van eigen deskun digheid voorlichten door terzake kundige personen, die de wetenschap der functie waardering zich hebben eigen gemaakt. Diverse besprekingen in het bestuur en daarbuiten hebben nader geleid tot de voorbereiding en bewerking van een enquête, zoals deze aan u in 1967 is voorgelegd. Deze enquête zal in onze kring geheel ver schillend beoordeeld en mogelijk zelfs veroordeeld worden. Wij hebben daar het volste begrip voor, maar neemt u van ons aan, dat elke bij de enquête gestelde vraag, hoe simpel ook, goed doordacht is en een bepaald doel beoogt en een juiste beantwoording daarvan voor ons waarde heeft. Teneinde een goed functionerende informatiebron te verkrijgen is een documentatiecentrum ingesteld, dat in handen is gelegd van collega Stempher en met welwillende medewerking ook van collega Schaap bij de archiefdienst alhier is gevestigd. Het welslagen en een juiste werking van deze informatiebron is geheel afhankelijk van de medewerking, die bij de [184] voortduur van u zal worden gevraagd. Dit vereist een goed samenspel van bestuur en leden onzer organisatie. Samenspel en onderling contact tussen bestuur en leden zijn slechts mogelijk door periodieke voorlichting van de zaken, die ons bezig hou den. Voor de onderwerpen van algemeen organisatorisch en maatschappelijk be lang ontvangen wij voorlichting door het tijdschrift 'Commentaar' van de C.H.A. Daarnaast zou het nuttig zijn om als bijlage van ons Nederlands Archievenblad periodiek in eenvoudige vorm een Nieuwsbulletin te laten verschijnen, zoals dit ook bij andere organisaties voorkomt. Het zou de onderlinge band kunnen ver stevigen en een beter wederzijds begrip over de werking van onze organisatie kun nen bevorderen. Deze aangelegenheid regardeert op de eerste plaats het bestuur onzer Vereniging van Archivarissen en de redactie van het door haar uitgegeven Nederlands Archievenblad, die wij deze suggestie gaarne in ernstige overweging geven. Zelfs zou kunnen worden volstaan met een periodiek verschijnend gestencild Bulletin. De ontwikkeling in de sector van de overheidsadministratie als gevolg van de tech nische middelen, die haar in onze tijd ter beschikking staan, gaat ook aan ons ar chiefwezen niet ongemerkt voorbij. Deze ontwikkeling dienen wij nauwkeurig te volgen en daarvoor is voortdurende voorlichting gewenst. In steeds sterkere mate zal het Nederlandse archiefwezen bij de moderne archiefvorming worden betrok ken. De eisen, die daarbij zowel theoretisch als praktisch aan de archiefambtenaar worden gesteld, zullen steeds zwaarder gaan wegen. Een gelukkige omstandigheid hierbij is, dat het Nederlandse archiefwezen een eigen opleidingsinstituut bezit, dat aan de te stellen eisen kan voldoen. Voor het volgen van een archiefopleiding worden reeds minimale eisen van een middelbare schoolopleiding geeist. Bij deze grondslag zal het mogelijk zijn de opleidingseisen hoger op te voeren. De nieuwe taakstelling bij de moderne archiefvorming geldt zowel de le klasse als de 2e klasse opgeleide wetenschappelijke archiefambtenaren, die bij de uitvoering, bij voorlich ting en toezicht, in staat moeten zijn aan de leiding van overheidsdiensten en be drijven niet alleen hun theoretische kennis maar ook hun praktische zin over te dragen. Voor de waardering van het Nederlandse archiefwezen zijn de geboden kansen nimmer zo immens groot geweest. Het welslagen hierbij hebben wij groten deels in eigen hand. De structuur van het personeelsbestand bij het Nederlands archiefwezen is een bij zondere. Zij wordt bij Algemene maatregel van bestuur geregeld. Artikel 8 van het ontwerp-archiefwet 1959 spreekt van de opleiding tot en het verkrijgen van de hoe danigheid van hoger en middelbaar archiefambtenaar, anders gezegd de hoedanig heid van wetenschappelijk archief ambtenaar der le en der 2e klasse. Voor de mid delbare archiefambtenaar zal deze hoedanigheid als regel betekenen, dat diens po sitie en bezoldiging afgestemd worden op de normen die in het algemeen voor middelbare ambtenaren in overheidsdienst zijn gesteld. Gelet op de ontwikkelingen, die zich in de laatste jaren bij het Nederlandse archiefwezen voordoen, menen wij op goede gronden, dat de functie van de archiefambtenaar der 2e klasse meer in houd heeft gekregen dan aanvankelijk werd gesteld en derhalve een uitloopmoge lijkheid in positie en bezoldiging alleszins gerechtvaardigd zou zijn. Bij de lagere [185]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 3