de buitenverlichting aan de achterzijde die 's nachts blijft branden, de noodverlich ting, de telefoon, de klokken. Er is zorg voor gedragen dat het water, dat in het trappenhuis en de traptoren bin nen mocht dringen, opgevangen wordt in een lager gelegen ruimte, danwel door een waterdrempel verhinderd wordt in het onderste depot te stromen. Dit binnen dringen van water wordt op zichzelf reeds bemoeilijkt doordat de toegangen tot deze trappen ca. 1 m. boven het maaiveld liggen. Toevoeging van de architect ir. M. Bolten. Ten aanzien van de architectuur ben ik er van uitgegaan dat de betonnen con structie van het gebouw duidelijk zichtbaar moet zijn. Zowel de balken als de ko lommen zijn overal zichtbaar gehouden en ook als beton herkenbaar gebleven. In het administratiegebouw zijn geluidabsorberende verlaagde boardplafonds aange bracht waarin de T.L. verlichting is ingelaten. Daardoor is in de vrij lage vertrek ken een grote mate van rust ontstaan. In de gevels zijn zoveel mogelijk vensters in hardhouten kozijnen tussen de kolom men geplaatst, voor het depotgedeelte zijn dit betonpanelen. Doordat de houten kozijnen deels gelijk met de voorzijde van de kolommen zijn geplaatst en deels ge lijk met de achterzijde daarvan, is het mogelijk geworden de gevel de nodige varia tie te geven, en zodoende iets van de ruimtelijke indeling in de gevel te doen terug keren. De kopgevels zowel van het administratiegebouw als van het depot zijn ge metseld van donkere baksteen. Teneinde in de leeszaal de nodige rust te brengen is de wand aan de Marktzijde grotendeels gemetseld, ditmaal in steen van lichte kleur. Zowel de vloer van de leeszaal als de vloer van de voordrachtzaal liggen gelijk met een vloer van het depot. Helaas was het niet mogelijk alle vloeren van het depot te doen corresponderen met de vloeren van het administratiegebouw. Door het maken van enkele treden in de dienstgang op de 2de en 3de verdieping van het administra tiegebouw is het mogelijk geworden zowel de voordrachtzaal als de leeszaal een grotere hoogte te geven (3.80 meter van vloer tot vloer) dan de werkkamers, waar evenals in het depot de maat 2.90 meter bedraagt van vloer tot vloer. Teneinde te vermijden dat op de werkkamers allerlei losse kasten komen te staan, is een langswand voorzien van een ingebouwde boekenkast met gesloten onderkas ten, terwijl de wand tussen kamer en gang is uitgevoerd als 'kastenwand'. Ook in de leeszaal zijn vaste kasten aangebracht. Al dit timmerwerk is uitgevoerd in afor- mosiahout. Het losse meubelair, dat voor dit gebouw volledig nieuw moest worden aangeschaft, is niet speciaal ontworpen doch werd uit de handel betrokken. De kamer van de Rijksarchivaris is op zijn verzoek gemeubileerd met antiek meubilair uit rijksbezit (Dienst voor 's Rijks verspreide kunstvoorwerpen). De tegenstelling van de duidelijk uitgesproken betonconstructie en dit antieke meubilair heeft ge leid tot een goed resultaat. De vloeren van alle ruimten behalve de fotoafdeling en het depot zijn belegd met dubletta, een plasticproduct (in de ruimten bestemd voor het publiek in twee kleuren, voor het overige in een kleur). Tenslotte wil ik erop wijzen dat de heer Homan uit Doesburg de muur van hal en [246] trap heeft voorzien van een zeer fraaie plastische versiering in ceramiek, terwijl de heer v. d. IJssel uit Voorburg aan de gevel nog bronzen hekwerken zal aanbren gen. Enig mozaiekwerk en het opschrift naast de ingang zijn door mij ontworpen. Het nieuwe gemeentelijke archiefgebouw te Utrecht Als een 'monumentum aere perennius', duurzamer dan metaal, had de befaamde S. Muller Fz., de terecht vermaarde pionier van het Nederlandse archiefwezen, in 1884 een gebouw ingericht waarin Rijks- en gemeentelijke archiefdiensten als een onverbrekelijke vergroeide Siamese tweeling hun intrek konden nemen. Hoe groot de verdiensten van Muller ook zijn geweest door zijn gevoel voor het verleden en door zijn gigantische werkkracht, hij bezat geen of weinig zicht op de toekomst. Het bestaande gebouw werd verkleind en zo pasklaar gemaakt voor de beide ar chiefdiensten. Archieven groeien echter: het duurde niet lang of het door Muller aangemeten costuum werd te krap. Noodmaatregelen bleken slechts een pleister op de steeds opnieuw openspringende wonde. De bezorgdheid, dat wanden en vloeren zouden gaan barsten door de samengepakte archiefambtenaren en de op getaste archiefstukken leek een figuurlijke mogelijkheid. Bovendien was het ge bouw ten enenmale ongeschikt om een functionering, zoals deze in onze dagen behoort te zijn, zelfs maar minimaal, mogelijk te maken. In 1960 ging de zon op over nieuwe mogelijkheden. De rijksuniversiteit, die reeds bijna het gehele blok panden aan de Drift in gebruik had, liet haar oog vallen op de nog ontbrekende schakel in het academische bolwerk aldaar en bood royaal een bouwterrein aan. Waar eens de door mond- en klauwzeer geteisterde schapen moei zaam grazend hun leven leidden ten bate van de wetenschap, zouden voortaan publiek, archiefambtenaren en geschiedbronnen een onderdak krijgen. Reeds als chartermeester begon schrijver dezes aan de beantwoording van de dubbele vraag hoe een gemeentelijke archiefdienst door de ruimten een adaequate service kan bieden en hoe aan deze ruimten een organische opbouw moest worden gegeven. Op deze gekoppelde problemen paste één antwoord. Het doel van een gemeente lijke archiefdienst is drieledig weer te geven: bewaren, bewerken en openbaar ma ken van archiefstukken in de ruimste zin van het woord, m.n. door aan dit 'museum van historische zelfwerkzaamheid' een passende plaats te geven in het culturele leven van de stad, letterlijk en figuurlijk. Uitgaande van een grondig onderzoek naar nieuwe archiefgebouwen in het buitenland de binnenlandse productie sinds [247]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 34