Zwolle, dat in 1230 van de bisschop het recht van Deventer krijgt. In sommige gevallen kunnen, als gevolg van deze filiatie, de schepenen van een stad de schepenen uit de moederstad raadplegen in moeilijke gevallen: de hoofdvaart. Zo gaan Haarlem en Delft in 's Hertogenbosch te hoofde, Amsterdam te Utrecht en na 1342 te Haarlem. De kleinere steden in het Nedersticht kunnen zowel in Utrecht als in Amersfoort te hoofde gaan. Daarentegen gaat Zwolle, hoewel het het recht van Deventer heeft, daar niet om raad vragen. Ook kan het voorkomen, dat steden hoofdvaart hebben op een stad, waaraan niet het recht ontleend is, hetgeen bijvoorbeeld het geval is bij Muiden, Woerden, Weesp en Naarden, die Leiden om raad vragen, zonder dat men enige verwantschap in rechten heeft kunnen vaststellen; daarbij kan het aanzien van een stad een rol spelen. 3° De aard van de autonomie a In alle steden bestaan eigen organen voor bestuur en rechtspraak, geëximeerd uit het omringende gebied. Schepenen, die vaak vóór de formele verlening van stadsrechten aanwezig zijn, komen in alle steden voor met uitzondering van Gro ningen, doch de aldermanni, die men in deze laatste stad aantreft, oefenen wellicht dezelfde functies uit als elders de schepenen. De schepenen in het sticht 12, in Holland, Zeeland en Brabant meestal 7 of 9 zijn vooral de rechters in de stad; zij oefenen hun functie uit onder voorzitterschap van de vertegenwoordiger van de heer: burggraaf, schout. Daarnaast zijn zij belast met het bestuur van de stad: verdedigings- en openbare werken, terwijl zij ook de bevoegdheid bezitten stedelijke keuren uit te vaardigen. Hoe zij verkozen werden is niet altijd bekend. In Holland behoudt de graaf zich het recht voor hen aan te wijzen, terwijl in de territoria van de bisschop van Utrecht de burgers daarbij een voorname rol spelen, doordat zij colleges vormen van het 'gemeen' of kiesmannen, die de schepenen aanwijzen. Aanvankelijk werden de schepenen voor het leven benoemd; in de loop van de 14e eeuw echter treedt een jaarlijkse verkiezing op, een belangrijke wijziging, die boven dien in veel steden als gevolg heeft het ontstaan van colleges van oud-magistraten (Oud-Raad) waarin zich ervaring en kennis op het gebied van bestuur en jurisdictie concentreren en die de continuïteit garanderen. Om het gevaar van te grote inmenging in stedelijke aangelegenheden door de graaf te bezweren, hebben de steden in Holland en Zeeland dikwijls de keuze van de graaf weten te beperken door hun eis het burgerschap voor schepenen verplicht te stellen, later zelfs een burgerschap van minstens 3 of meer jaren. In de 15e eeuw krijgen de burgers het recht van voordracht: zij stellen dubbeltallen op, waaruit de graaf zijn keuze moet maken. In de 13e en 14e eeuw ziet men, vooral in Holland en Zeeland een ander orgaan opkomen: de burgemeesters. Aanvankelijk raden (consules, iurati) geheten en wel licht door de schepenen benoemd, staan zij, 2 of 4 in aantal, de schepenen bij in bestuurlijke taken: het beheer van de financiën, zorg voor verdedigings- en openbare werken. Naarmate de steden groter en de bestuurstaken ingewikkelder worden, [236] maken de burgemeesters deze benaming duikt ca 1400 in de bronnen op zich van het bestuur meester, nemen soms deel aan het uitvaardigen van keuren en stre ven zo de schepenen in aanzien voorbij. Deze laatsten zien zich hoe langer hoe meer tot de rechtspraak beperkt. Met name in Amsterdam is de positie van de burgemeesters zeer belangrijk geworden. In de steden van het Neder- en Oversticht en in het hertogdom Brabant vindt men dikwijls naast de schepenen de raden iuraticonsules), niet te verwarren met de Hollandse raden/burgemeesters. Zij zijn gelijk in aantal met de schepenen. Hun oorsprong is nog in duister gehuld misschien waren zij juist de werkelijke ver tegenwoordigers van de stedelijke gemeenschap. In ieder geval werden zij in de 14e en 15e eeuw door de burgers benoemd, via colleges van het 'gemeen' of kiescolle ges, zoals trouwens ook de schepenen. Meestal ziet men schepenen en raden te- samen optreden zonder dat van verschil in competentie sprake is. De burgemeesters hier worden gekozen uit de schepenen of één uit de schepenen en één uit de raden. In verschillende steden ziet men een soort overkoepelend orgaan waarvan de ver schillende colleges deel uit maken (schepenen, oud-schepenen, raden/gezworenen en oud-raden en soms ook anderen, bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de gilden). Naam en competentie verschilt van stad tot stad. In Amersfoort bestaat deze Raad uit de twee burgemeesters, de 12 schepenen en de 12 raden; tesamen met het 'ge meen' neemt deze Raad deel aan de uitvaardiging van keuren en zelfs aan de juris dictie. Soms ontmoet men colleges, die geheel buiten de bestaande organen gevormd wor den. Zwolle kent een college van 12 keurnoten (3 per kwartier), dat het recht van schepenbenoeming bezit. Hoewel in de 14e en 15e eeuw de handwerkslieden zich in een ambacht verenigd hebben, is hun invloed in de Noordelijke Nederlanden over het algemeen niet erg groot geweest, met uitzondering van Utrecht, waar een Raad, bestaande uit 24 ver tegenwoordigers van de gilden er in de 14e eeuw in geslaagd is zeggenschap over het bestuur te verwerven en bestuurs- en rechterlijke zaken aan de schepenen te onttrekken. In Dordrecht treedt in de 14e eeuw een college van Twaalf (later Acht) op, aangewezen door de overlieden van de gilden. In Nijmegen speelt sedert het begin van de 15e eeuw het St.-Nicolaasgilde, bestaande uit 200 vertegenwoordigers van de kooplieden- en ambachtsgilden, een rol in het politieke leven. In 's Hertogen bosch tenslotte worden de gilden ingeschakeld bij de heffing van accijnzen en het financieel beheer. Tenslotte vindt men in veel steden een orgaan, dat de burgerij vertegenwoordigt, deelneemt aan het bestuur en invloed op belangrijke beslissingen kan uitoefenen. Er moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen Holland en Zeeland enerzijds en de andere territoria anderzijds. In de steden van het bisdom Utrecht, de her togdommen Gelre en Brabant ziet men herhaaldelijk de 'gezworen gemeenten' (Groningen, Deventer), 'Meente' (Zwolle), 'Gemeente' (Amersfoort), 'Buurspraak' (Tiel) of 'Buitenraad' (Bergen op Zoom) optreden. Men kent de samenstelling vaak niet, evenmin als hun preciese competentie, al blijken zij een zeker toezicht uit te oefenen op financiën en wetgeving. In Holland en Zeeland daarentegen zijn deze [237]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 29