's Middags werd de congresleden een excursie aangeboden, waarbij men de keus had tussen Aranjuez of het Escorial, een koninklijk paleis, 40 km. ten noorden van Madrid, dat Philips II in 1563 liet bouwen en waarin het mausoleum der Spaanse koningen is ondergebracht. Ondergetekende is naar Aranjuez geweest, een konink lijke residentie die sedert 1575 als zodanig in gebruik is, maar die in 1387 was ge sticht als nederzetting van de orde van Santiago. Het gebouw ontleent zijn aantrek kelijkheid grotendeels aan zijn ligging te midden van prachtige tuinen, waarin het 'Casa del Labrador', een Spaanse versie van het Franse Trianon, is gelegen. Vrijdagmorgen vond, onder voorzitterschap van dr. R. Bahmer uit de U.S.A., de derde en laatste voltallige werkvergadering plaats, waarbij de heer A. Matilla Tas- cón, inspecteur-generaal van de Spaanse archieven, als rapporteur optrad. Zijn rap port, getiteld: 'The living archives of administration', werd in gedrukte vorm onder de congresgangers verspreid. De basis van dit rapport vormden de binnengekomen antwoorden op een vragenlijst die door de heer Matilla begin 1968 was rondge stuurd aan de voornaamste archieven in Europa, Amerika, Azië en Afrika. Voor ons land werden de gegevens verstrekt door de heren drs. R. A. D. Renting en mr. J. H. de Vey Mestdagh. De toegezonden gegevens zijn, wat ons land althans be treft, geheel verkeerd verwerkt. De rapporteur heeft niet begrepen wat het syste matisch dossierstelsel is, wat wij onder zaaksgewijze ordening verstaan en welke de rol is van de gemeentearchivarissen. Ook de eerste panelist die aan het woord kwam, dr. A. Alsberg uit Jerusalem, betrapte de rapporteur op enige onjuistheden. Verder betoogde hij dat de archivarissen alleen belang hebben bij die stukken uit de lopende administratie, die uiteindelijk in een archiefdepot terecht komen. Volgens hem zou dit slechts 8 tot 3 van het totaal zijn. Met het oog hierop vindt hij dan ook dat de inmenging van de archivaris in de administratie beperkt moet blij ven. Dit standpunt werd niet geheel gedeeld door de Franse panelist, de heer G. Duboscq, inspecteur-generaal van de Franse archieven, die van mening was dat het de plicht van de archivaris is, zich intensief te bemoeien met de archieven die later in een archiefdepot worden geplaatst. Ook rekende hij het tot zijn taak zeker historisch inzicht bij de lopende administratie in te brengen. De heer H. C. Johnson, keeper of the records te Londen, vindt een goede relatie met de administratie, zon der directe inmenging voldoende. De twee laatstgenoemden, evenals de panelist prof. E. Sabbe, doen het voorkomen alsof het instellen van 'dépots intermédiaires' een stap in de goede richting zou zijn voor de samenwerking tussen administratie en archiefbeheerder. Aan de discussie werd deelgenomen door vertegenwoordigers uit vijf landen: Frankrijk, Engeland, U.S.A., Joegoslavië en het Vaticaan. De ver tegenwoordiger van de U.S.A. vond dat de archivarissen ook oog moesten hebben voor het materiaal dat de computers voortbrengen en dat zij zich bezig moesten houden met de vraag hoe dit materiaal opgeborgen dient te worden en hoe het kan worden geraadpleegd. Door de algemene vergadering wordt tenslotte de aanbeve ling aangenomen dat er een internationale werkgroep samengesteld zal worden ter bestudering van de classificatiemethoden en andere kwesties ten aanzien van de nog niet overgebrachte archieven. Vrijdagmiddag vond de tweede zitting van de Algemene Vergadering plaats, ge- [226] volgd door de slotzitting. In de Algemene Vergadering werden de volgende perso nen tot leden van het nieuwe Comité Executif gekozen: Luis Sanches Belda, direc teur-generaal van de Spaanse archieven, tot president; M. Briceno Perozo, direc teur van het generaal archief van Venezuela en G. A. Belov, directeur-generaal van de staatsarchieven van de USSR tot vicepresidenten. Als leden werden aangesteld de directeuren van de staatsarchieven van Engeland, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk (inspecteur-generaal), Joegoslavië, Denemarken, India, Ghana, U.S.A. en Israël. Ook werden enige ereleden benoemd, waaronder prof. E. Sabbe. In de slotzitting werd de uitslag van deze verkiezingen bekend gemaakt, evenals het voorstel, dat reeds in 1964 te Brussel was gedaan, om in 1972 het congres te doen plaatsvinden in Moskou. In de zaal, die volzat met introducé's en andere niet- stemgerechtigde leden, liet men over dit laatste punt stemmen bij handopsteking. De tegenstemmers, waaronder vele Nederlanders, waren in de minderheid, zodat het in 1972 dus wel Moskou zal worden. Zoals gebruikelijk werden in deze slot zitting de resoluties van de algemene vergadering voorgelezen en hielden de schei dende en de pas verkozen president een toespraak. Niet voor alle congresleden betekende deze officiële slotzitting het einde van het congres, 's Avonds was er namelijk nog een feestelijk 'Confraternity dinner' geor ganiseerd in het Hippodroom, even buiten Madrid, dat werd opgeluisterd door een Spaanse dansgroep. 's Zaterdags bestond er gelegenheid het 'Archivo General' te Simancas te bezoe ken, dat ongeveer 200 km. ten noorden van Madrid is gelegen. De tocht werd per autobus gemaakt en liep via Valladolid, waar de lunchpauze werd gecombineerd met een kort stadsbezoek, waarbij het Colegio de San Gregorio, dat in de Spaanse laat-Gothische stijl 'estilo Isabel' is opgetrokken, werd bezocht. In dit gebouw is namelijk het nationaal museum van beeldhouwkunst ondergebracht. Om half vier ongeveer arriveerden de deelnemers te Simancas, waar zij werden ontvangen door de directeur van het archief de heer A. Represa Rodriguez, die enige bijzonder heden over het ontstaan van het archief vertelde en de rondleiding verrichtte. Het archief is ondergebracht in een kasteel, dat in de tweede helft van de XVde eeuw op ongeveer 10 km van Valladolid werd gebouwd. Karei V bestemde dit gebouw tot bewaarplaats van het 'Archivo de la Corona de Castilla'. Philips II liet in 1562 door de bekende Spaanse architect Juan de Herrera voorzieningen aanbrengen, die het gebouw beter als archiefbewaarplaats geschikt maakten. Eerst in 1939 werd het gebouw van water voorzien en werd met de bouw begonnen van een 'residencia de investigadores', waardoor onderdak voor onderzoekers dicht bij het archief was gewaarborgd. Het fascinerende van dit archiefdepot is, dat men hier stukken aan treft die vier eeuwen lang op dezelfde plaats in dezelfde toestand bewaard zijn ge bleven. Hoewel dit rondom vrijliggende gebouw niet bepaald brandgevaarlijk is, heeft men toch in de jaren 19581960 onder in het gebouw een aantal brandvrije kluizen aangelegd. Verder heeft het gebouw de gebruikelijke voorzieningen: studio- zaal, expositieruimte, fotografisch atelier en een kleine handbibliotheek. Niet alleen het uiterlijk van het archief is fascinerend, maar ook de inhoud. De stukken lopen van de XVde tot de XIXde eeuw en zijn verdeeld in 28 secties, waarvan vele van [227]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 24