Registratuur en archivariaat b.v. 10 minuten zou voldoende zijn, om het zichtbaar maken van de binnenkomen de toestellen onmogelijk te maken. Het feit, dat dit de enige radarbunker van West-Europa geweest is, onderstreept wel de belangrijkheid ervan. Dat de geallieerden dit object niet gekend hebben wordt bewezen door het feit, dat deze bunker zijn werk heeft kunnen doen tot en met de luchtlandingen rond Arnhem in September 1944. Dit laatste weten wij met zekerheid, omdat hier dagelijks bijgehouden aantekenin gen gevonden zijn. Deze waren met inkt bijgehouden tot en met 17 September (de eerste dag van de luchtlandingen) en vervolgens met potlood tot en met 22 September. Daarna niets meer. Wij kunnen dus aannemen, dat de commandant op 23 September de knop van de vernietigings-installatie heeft ingedrukt. Waarom hij dit deed? We kunnen slechts gissen. Mogelijk raakte de bunker inge sloten tussen vijandelijke groepen militairen. Of méénde de commandant dit! Hoe dan ook, het gebeurde. De bunker is door de eigen installatie buiten gebruik gesteld. Hoe deze vernietigings installatie eruit heeft gezien is vanzelfsprekend niet bekend. Ook hier kunnen we slechts deduceren. Teruggevonden werden de restanten van de ontsteking van een VI. Deze zal dus bij de installatie ingeschakeld geweest zijn. Hoe groot de vernietigende kracht van een VI geweest is, kunt U ongeveer nagaan, als U zich herinnert, hoe één neergekomen VI een geheel blok huizen in den Haag verwoestte. Déze VI werd tot ontploffing gebracht in een besloten ruimte. Deson danks is het gebouw het gebouw gebleven! Al is dan inwendig wel veel verwoest. Het scherm was vernietigd, de telefoonhokjes waren opgetild en gedeeltelijk naar beneden gekomen. De balkons waren vernield, evenals de vele technische appara tuur eronder, sommige vloeren in gangen en zalen waren opgetild en gedeeltelijk naar beneden gekomen, en zo voort. Een aantal foto's van deze ravage zullen U in de grote zaal op het eerste balkon worden getoond. U kunt dan tevens zien hoe alles er nu uitziet. Behalve de VI zijn ook brisant- en brandbommen ingeschakeld geweest. Op som mige plaatsen was aan de scherfwerking op de muren te zien, waar een brisantbom tot ontploffing was gekomen. Volgens zeggen heeft de bunker twee, drie weken gebrand of gerookt. Dat er brandbommen gebruikt zijn is eveneens zeker. Toen namelijk enkele jaren geleden, met het oog op de op handen zijnde verbouwing, een noodverlichting in de grote zaal en omliggende gangen was aangelegd, ontdekte ik een pijp van zo'n veertig centimeter lengte, die ik meende als een soort granaat te herkennen. De mijnopruimingsdienst werd van de vondst verwittigd en deze heren waren er bijzonder voorzichtig mede. De 'pijp' werd dik ingepakt in glaswol en eerst daarna naar buiten gebracht en afgevoerd. Op mijn vraag, waarom dit geval zo goed werd verpakt, kreeg ik ten antwoord, dat het een fosforgranaat was. Men was bang dat deze granaat, die zolang op 'kelder-temperatuur' geweest was, bij het naar buiten brengen zou exploderen. U moet namelijk weten, dat de temperatuur in de bunker aanmerkelijk lager is dan de temperatuur buiten. Dit is wel een ver schil van 8 a 10 graden. Nu schijnen fosforgranaten er bijzonder gevoelig voor te zijn, om van een koudere in een warmere omgeving te worden overgebracht. Echter niet alleen deze granaten!! Bijzonder verheugd ben ik erover, dat er een [206] luchtbehandelings-installatie in de gehele in gebruik zijnde ruimte wordt aange legd. Hierdoor zal de gemiddelde temperatuur rond de 15 graden Celsius komen. Heel wat aangenamer dan tot nu toe, waarbij er in de wintermaanden en het voor jaar een temperatuur van 1 tot 3 graden Celsius heerste, en waarbij wij ons werk moesten doen met de overjassen aan! U zult dus straks het depót in opbouw zien. Op de tentoongestelde foto's kunt U zien hoe het geweest is. In het voorjaar van 1969 zal, naar wij verwachten, het ge bouw gereed zijn. Dan zal het Rijksarchief in staat zijn archief over te nemen. Of de ruimte dan toereikend is? Beslist niet. Zelfs niet, als ook de grote zaal nog wordt ingericht. Ik moge besluiten met de hoop uit te spreken, dat U een prettige herinnering aan deze dag en aan Uw bezoek aan het Rijksarchiefdepöt Schaarsbergen zult bewaren, waar het mij een genoegen was U te ontvangen. Ik dank U voor Uw aandacht. H. G. Wondaal. Tekst van een lezing voor de Permanente Commissie Post- en Archiefzaken Rijksadministratie, gehouden te Schaarsbergen/Arnhem op 20 november 1968). De registrator, die het handelen vastlegt en de archivaris, die voor het bewaren en de toegankelijkheid van het oudere registratuurmateriaal moet zorgen, werken, zij het op andere plaats, aan hetzelfde karwei: het heden door het verleden begrijpelijk te maken. Het is derhalve goed tesamen te komen en ik stel het voorrecht bij deze kennis makingsbijeenkomst enige woorden te mogen spreken, op hoge prijs. Dit te meer, omdat sinds 1 mei 1968 de archiefwet 1962, die een hand in hand gaan van archi variaat en registratuur veronderstelt, in werking is en ik moge de inleidingswoorden daarom wijden aan de samenwerking van beide beroepen. In de romeins-middeleeuwse kanselarij was de registrator de ambtenaar die het handelen vastlegde.1 Taalkundig was hij verwant aan het regest, de regestenlijst, het meesterwerk van de archiefklassieken. Terwijl de renaissance de titels registra tor en archivarius elders deed herleven, dateert hier te lande het inburgeren van de woorden registrator/registratuur van het begin van deze eeuw, toen J. A. Zaal berg en anderen, ten einde de verwarring en ondoelmatigheid in de postbehandeling te bestrijden, zich lieten inspireren door de duitse Registraturkunde. Het woord archief kwam in ons land in geregeld gebruik, toen in 1802 Van Wijn, een liefheb- 1 G. A. L. Henschel, Glossarium Du Cange, VII, Niort 1886, p. 92. 207

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 14