Het rijksarchiefdepot te Schaarsbergen Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren, Uw komst naar Arnhem en het feit, dat U bij die gelegenheid nader kennis komt maken met het Rijksarchiefdepot Schaarbergen, het Hulpdepöt van het Algemeen Rijksarchief, wordt bijzonder op prijs gesteld. Dit depót, dat thans nog een capaciteit heeft van ongeveer 15 km, zal in het voor jaar van 1969, aankomend voorjaar dus, een totale capaciteit hebben van ongeveer 40 km. Deze vergroting van de opname-capaciteit met ruim 25 km. is bereikt, door het in gebruik nemen van het grootste deel van het gebouw. Alleen de 'grote zaal' wordt nog niet benut. Wel alle andere kamers, zalen en gangen, zowel van het voorgebouw als van de eigenlijke bunker. Straks hoop ik U bij een rondgang door het gebouw te begeleiden. U zult dan zien, dat overal nog gewerkt wordt, maar dat de muren en plafonds reeds keurig zijn gewit, dat in het voorgebouw de stellingen zijn geplaatst, en dat deze zelfs reeds in gebruik worden genomen. Tevens kunt U bij Uw rondgang een indruk krijgen van de grootte van het gebouw. Wanneer gezegd wordt, dat 25 km. planklengte aan de bestaande 16 km. wordt toegevoegd, dan heeft ieder van U wel het gevoel: nou, nou, dat is heel wat! Maar als U de ruimten ziet, waarin na gereedkomen, archief kan worden opgenomen, dan spreekt dit des te meer. Zodra U het terrein van het archiefdepót betreedt valt het U op, dat dit geen ge woon gebouw is. En dat het zeker niet als archiefgebouw is neergezet. Nu, zo is het ook. Oorspronkelijk was dit de radarbunker van de Generaal der Vliegers Christi ansen. Deze bunker was zijn oog. Hier kon hij zien waar geallieerde vliegtuigen het luchtruim van bezet West-Europa binnenvlogen. Van hieruit ook regelde hij de afweer. Ik moge U dan nu het een en ander over het gebouw vertellen, voorzoverre dat mij ter ore is gekomen of op andere wijze kon worden gereconstrueerd. De Duitse technici, die dit onverwoestbare gebouw hebben doen bouwen, moeten met complete tekeningen bij zich, naar ons land zijn gekomen. Anders zou een zó snelle realisering niet goed denkbaar zijn. Mij is verzekerd, dat dit gebouw in 1941 gereed was. Er moet dus wel in een buitengewoon hoog tempo zijn gebouwd. Vele, vele duizenden tonnen zand, grind, cement en staal zijn hier verwerkt. Denkt U zich eens in. Het gebouw bestaat uit 2 delen, het voorgebouw en de eigenlijke bunker. De muren van het voorgebouw hebben een dikte van een halve meter. De muren van de bunker echter meten drie en een halve meter! Zó dik als ongeveer een moderne woonkamer breed is! Het gebouw heeft, met het voorgebouw mede, een breedte van 50 meter, een lengte van 60 meter en een hoogte van 15 meter. Om de aanvoer van de benodigde bouw materialen te kunnen verwezenlijken, was een spoorlijntje aangelegd van Wolfheze naar de bouwplaats. Dit spoorlijntje werd overigens niet alleen gebruikt voor de aanvoer van materialen voor dit gebouw, maar tevens voor de aanleg van start banen van het vliegveld Delen. Dag en nacht is aan de bunker voortgebouwd. Vele honderden mensen, Nederlan ders, werden bij dit project te werk gesteld. Men had haast, grote haast. Vóór de Engelsen er de lucht van kregen en voor zij hun vliegtuigen hierop af zouden kun nen sturen, moest het gebouw gereed zijn en goed gecamoufleerd zijn werk kunnen doen. Nu, dat is gelukt. En men heeft aan de overkant beslist niet geweten, wat hier ge wrocht werd. Ja, ik geloof, dat men het nimmer geweten heeft. Anders zou het object wel aangepakt zijn. Wel was bekend, dat er iets moest zijn. En men bom bardeerde het gebouw aan de andere zijde van de Koningsweg gelegen, op de Koningsheide, schuin tegenover de bunker. Hierin woonden de Blitzmadel, de duitse telefonistes, die in de radarbunker hun werk verrichtten. Wij gebruikten reeds eerder het woord 'radar', een woord, dat ons nu geheel ver trouwd in de oren klinkt. Toch geloof ik, dat sommigen Uwer zich reeds hebben afgevraagd, of de Duitsers toen reeds radar kenden? Ik meen, deze vraag bevesti gend te moeten beantwoorden. Al moet ik er bij zeggen, dat het een ander soort radar was, dan wij tegenwoordig kennen. Het moet radar via de telefoonlijn ge weest zijn. Dit maak ik op uit het vinden van lensjes en restanten daarvan onder de telefoonhokjes. Ik neem aan, dat het zó gegaan is. De duitse waarnemingspost in bijvoorbeeld Bergen in Noorwegen, of in La Rochelle in Frankrijk, belde de radarbunker in Schaarsbergen op, en meldde het binnenvliegen van vijandelijke vliegtuigen. Zowel deze waarnemingspost als de radar-telefoniste verrichtten een schakeling en nu verscheen op de grote glazen kaart van Europa, die in het midden van de grote zaal is opgehangen, het beeld, dat het projectortje van de telefoniste deed oplichten. De dienstdoende officieren, gezeten op het balkon tegenover de kaart, bepaalden de eventueel te nemen tegenmaatregelen, en gaven deze via telefoon of telegraaf door aan de betreffende afweercommando's. Nu moet U niet denken, dat ik erbij geweest ben! Dit hele verhaal berust op deductie. Het kan zo gegaan zijn. In elk geval waren tegen de achterwand van de grote zaal twee balkons. Op het onderste balkon waren vier rijen van twintig tele foonhokjes, op het andere twee rijen van twintig. In totaal dus honderd twintig telefoonhokjes! Of deze alle bezet waren, weet ik niet, maar lijkt mij wel waar schijnlijk. Men zei wel in Arnhem, de tram zag weer grijs van de muizen! De telefonistes werden namelijk ook 'grijze muizen' genoemd. Er zijn er dus veel geweest. Ook heb ik mij laten vertellen, dat de verbindingen rechtstreeks geweest zijn. Dus zonder tussenkomst van de P.T.T. centrales. Dat kan best, want een sabotage van [205] [204]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 13