beoefening van Stad en Ommelanden graag bevorderde. Het paste bij de opko mende belangstelling voor de oorsprongen en ontwikkelingen van stendenvergade- ringen. In Groningen had het de instemming van de rijksarchivaris H. A. Poelman, die het studieobject, dat hij aanvankelijk zelf had willen ter hand nemen, nu met blijdschap en vertrouwen in jongere handen zag en die de vorderingen van het onderzoek met aandacht en deskundigheid volgde. Het zal ook Formsma's Gro ningse leermeester, I. H. Gosses, naar den aard zijn geweest, daar deze immers zelf zich bij voorkeur aan institutionele geschiedenis wijdde. Nog vóór het proefschrift verdedigd kon worden, had Formsma zijn radicaal van wetenschappelijk archiefambtenaar der 1ste klasse al behaald. Toen hij promo veerde, was hij sinds 1 april 1930 reeds commies-chartermeester ter provinciale griffie van Overijssel, waar hij tot 1 september 1942 werkzaam zou blijven, sinds 1 januari 1934 tevens belast met de inspectie van de gemeentelijke en waterschaps archieven in genoemde provincie. Op 1 september 1942 ging hij als hoofdcommies chartermeester naar het Rijksarchief in Noord-Brabant, waaraan hij tot 1 juli 1946 verbonden is geweest. Van Formsma's Overijsselse en Noordbrabantse jaren getuigen in de lijst van zijn publicaties verschillende nummers, soms verschenen vele jaren nadat hij in 1946 naar Groningen was teruggekeerd en er met ingang van 1 juli van het jaar daarop rijksarchivaris was geworden. In den geest was hij echter altijd Groningen trouw gebleven zoals het vervolg op zijn proefschrift, over de Ommelander strijd voor zelfstandigheid in de 16e eeuw, in 1938 al was komen getuigen. Door twee be langrijke boeken, beide tot stand gebracht op grond van materiaal dat in de Groningse archieven verzameld was, kon men hem a.h.w. voor de post van rijks archivaris in Groningen voorbestemd achten. Op een andere bekwame candidaat met Groningse achtergrond had hij door zijn publicaties een voorsprong gekregen. Ruim 21 jaar heeft Formsma het Rijksarchief in Groningen geleid, door de bij zondere toekenning van verlengde diensttijd iets langer nog dan J. A. Feith, die tevoren de recordhouder was. Diens vader H. O. Feith, die van 18491892 archi varis in Groningen is geweest, was tot 1882 provinciaal ambtenaar vóór hij onder een nieuwe bedeling rijksarchivaris werd. H. P. Coster, die van 1918 tot 1951 het stadsarchief beheerde, was gemeentelijk ambtenaar. In zijn Groningse jaren heeft Formsma zijn geschiedkundige studiën voortgezet en heeft hij ook op het engere terrein van de archivistische werkzaamheden be langrijk werk verzet en in het licht mogen zien komen. Vaak waren zijn historische verhandelingen, altijd degelijk, nooit avontuurlijk, steeds indringend, eerst voorge dragen voor de vereniging Stad en Lande, die onder zijn voorzitterschap tot grote bloei is gekomen. Hij was daar, als ook in zijn archief, het algemeen erkende mid delpunt van de gewestelijke geschiedbeoefening. De Groningse Volksalmanak, pu blicatie onder leiding van de beide Groningse archivarissen tezamen, heeft veel van zijn opstellen in druk gebracht, maar ook in andere gewestelijke bladen, waarvan hij soms redactielid was, en in algemene historische tijdschriften verschenen artike len en boekbesprekingen van zijn hand en hij vond tevens tijd en kracht voor het bezorgen van de uitgave van het voor de stadsgeschiedenis is zo belangrijke Dia- rium van Alting in de grote serie van 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Als men de lijst van zijn geschriften doorleest, vraagt men zich af hoe hij tot dit alles gelegenheid heeft gevonden naast zijn dagtaak, die zijn ambtelijke functie hem oplegde. Het geheim schuilt in zijn volhardende aard en zijn onverpoosde werk zaamheid, die hem elk ogenblik kon doen benutten, nooit aflatend van wat hij een maal ondernomen had. Formsma is een onvermoeid tennisspeler geweest en is dat ondanks een paar ernstige bedreigingen van zijn gestel ook gebleven, terwijl hij eveneens de elfstedentocht heeft volbracht. Moet men zeggen dat dit tekenend is geweest voor de wetenschappelijke werker of omgekeerd dat men in de stoere sportbeoefenaar de onverdroten doorwerkende archivaris herkennen kan?. Toen Formsma rijksarchivaris werd, was het moeizaam, over vele jaren voortge zette werk van de scheiding van rijks- en stadsarchieven reeds een goed stuk ge vorderd. Hij heeft de splitsing tot een goed eind helpen brengen en zag toen de taak van groot inventarisatiewerk voor zich open. De archieven van de Staten van Stad en Lande, de Ommelander archieven, de archieven van de Hoge Justi- tiekamer heeft hij achtereenvolgens beschreven en de beschrijving van de z.g. Provinciale archieven uit de Bataafse en Franse jaren heeft hij ook al bijna vol tooid. De materiële belangen van het Rijksarchief in Groningen zijn door Formsma vast beraden en met succes behartigd zoals de nieuwe leeskamer en andere verbeterin gen, uitbreidingen en aanschaffingen bewijzen, die in zijn ambtstijd zijn bereikt. Er is geklapperd en geïnventariseerd, er zijn tentoonstellingen en rondleidingen ge weest. Het moet prettig, geïnspireerd werken zijn geweest onder zijn rustige aan moediging en zijn aanstekelijk voorbeeld. Voor de belangen van de archiefdienst in het algemeen en van haar dienaren is menigmaal een beroep op Formsma gedaan. Hij is secretaris, vice-voorzitter en van 196166 voorzitter geweest van de Vereniging van Archivarissen in Neder land. Hij was redacteur van het Nederlands Archievenblad van 1958 tot hij voor zitter der Vereniging werd. Er is in die jaren een nieuwe archiefwet tot stand ge komen en er zijn uitvoeringsbepalingen opgesteld, wat zeker niet buiten de leidende figuren uit de archiefwereld heeft kunnen geschieden. Tot die leidende persoonlijk heden behoorde ook onze Formsma, die wij ons dus ook in landelijk verband actief moeten voorstellen. Het zal alles volbracht zijn met die kalmte en die vastheid van hand, waarvan hij het geheim bezit en die op allen die hem leerden kennen een blijvende indruk van stille kracht hebben gemaakt. Zij hopen dat hij in die kracht en in het lichaamlijk welzijn dat er bevorderlijk voor is, gespaard zal mogen blijven en hun nog vele goede voorbeelden zal mogen geven. P. J. van Winter [202] [203

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1969 | | pagina 12