Ontwerpen voor de regelingen als bedoeld in de artikelen 23 en 25 van de Archiefwet 1962 XI Kort financieel overzicht II Culturele Zaken Archiefwezen en geschiedenis artikel 117. Materiële uitgaven rijksarchieven. De stijging van de materiële uitgaven is vrijwel geheel het gevolg van de verhoging van een viertal onderdelen: huisvestingskosten, bureaukosten, overige algemene uitgaven en specifieke uitgaven. In het onderdeel bureaukosten is een raming van 20.000,begrepen voor het drukken van het eerste deel van het Oorkondenboek van Noord-Brabant. In de overige algemene uitgaven is een bedrag van ong. 50.000,geraamd voor het vervoer van ong. 15.000 strekkende meter archief van 's-Gravenhage naar het hulpdepot van het Algemeen Rijksarchief te Schaarsbergen. De stijging van het onderdeel specifieke uitgaven is voornamelijk het gevolg van een noodzakelijke verhoging van posten bindwerk en fotobehoeften. 184] Nu de Archiefwet 1962 op 1 mei 1968 in werking is getreden, zal in elke ge meente een tweetal regelingen door de gemeenteraad moeten worden vastgesteld: een regeling van de zorg voor de archiefbescheiden van de gemeentelijke orga nen (artikel 23 van de wet) en een regeling van het toezicht op het beheer van deze archiefbescheiden, voor zover zij niet zijn overgebracht naar een archief bewaarplaats (artikel 25, tweede lid, van de wet). Reeds eerder heb ik in dit blad mogen uiteenzetten van welke gedachten naar mijn mening behoort te worden uitgegaan bij het ontwerpen van eerstbedoelde regeling.1 Vervolgens heeft het bestuur van onze Vereniging, ziende dat hier een taak voor ons was weggelegd, zich terecht op het standpunt gesteld, dat de ledenvergadering zich behoorde uit te spreken over de vraag wat deze regelingen zouden moeten inhouden. Een ontwerp voor beide regelingen, door mij op verzoek van het bestuur opgesteld, kwam in de ledenvergadering van 2 juni 1965 in behandeling met het resultaat, dat ter nadere bestudering een commissie werd gevormd, bestaande uit mej. mr. A. J. Versprille, drs. J. L. van der Gouw, dr. G. W. A. Panhuysen en onderge tekende.- Deze commissie bracht in oktober 1965 een nader advies aan het be stuur uit, waarna de ledenvergadering op 22 januari 1966 de verbeterde ontwer pen na enige discussie zonder principiële wijzigingen aanvaarde.3 Beide ontwer pen zijn hieronder afgedrukt; ter toelichting moge het volgende dienen. De regeling van de zorg als bedoeld in artikel 23. Dit ontwerp is gebaseerd op de gedachte, dat de begrippen 'zorg' en 'beheer' uitdrukkelijk van elkaar dienen te worden onderscheiden en wel overeenkomstig de officiële interpretatie van deze begrippen, zoals die van regeringszijde is ge geven bij de behandeling van het ontwerp-Archiefwet in de Tweede Kamer.4 De in deze interpretatie aangeduide elementen van de zorg (archiefruimte, personeel, beheersvoorschriften, geldmiddelen) vindt men in de artikelen 1 t/m 5 terug, terwijl artikel 6 daaraan de verplichting tot jaarlijkse verslaglegging toevoegt. In artikel 1 is uitgedrukt, dat de zorg van b. en w. zich heeft uit te strekken over alle gebouwen of lokaliteiten, bestemd voor de bewaring van gemeentelijke ar chiefbescheiden. Hierbij wordt uiteraard de door de gemeenteraad op grond van artikel 24 van de wet aangewezen gemeentelijke archiefbewaarplaats vooropge steld: waar de wet voorschrijft, dat in elke gemeente zulk een archiefbewaarplaats moet bestaan, is het logisch dat allereerst de zorg voor het inrichten en in stand houden van deze bewaarplaats aan b. en w. wordt opgedragen. Daarnaast noemt het artikel archiefbewaarplaatsen voor de niet-overgebrachte archiefbescheiden, [185]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 9