Wat de rijksbegroting voor 1968
omtrent het archiefwezen vermeldt
II Culturele Zaken par. 2 Oudheidkunde en Natuurbescherming
c. Archiefwezen:
Bij de Rijksarchiefdienst wordt in toenemende mate gestreefd naar het bereiken
van een breder publiek. Door een intensiever contact met de hoogleraren in de
studievakken, waarbij het archiefonderzoek een rol speelt, tracht men te bereiken
dat, meer dan tot heden het geval is, de aanstaande geschiedenisleraar, journalist,
jurist, economist enz. de weg naar de archieven leert vinden. Ook door het orga
niseren van groepsgewijze excursies, waarbij de deelnemers niet alleen belangwek
kende documenten worden getoond, maar ook vertrouwd worden gemaakt met de
hulpmiddelen voor de raadpleging van de archieven, wordt getracht de drempel
vrees te overwinnen, Het is hierbij niet zonder betekenis, dat de Algemeen rijks
archivaris aan de Universiteit te Amsterdam een leeropdracht vervult op het ter
rein van het archiefwezen.
Tegelijkertijd wordt het mogelijke gedaan om het door de ruimere vrije tijd toe
genomen aantal amateurs op te vangen. Door enige rijks- en gemeentearchieven,
dan wel met intensieve medewerking van die archieven en de daaraan verbonden
ambtenaren, werden gedurende de afgelopen winter cursussen voor amateurs ge
houden. Men tracht daarmede de mensen te bereiken die in het archiefonderzoek
een zinvolle vrijetijdsbesteding vinden. Wil deze liefhebberij inderdaad zin heb
ben dan is het gewenst dat zij leren dit werk goed te doen, waardoor het moge
lijk wordt dat de resultaten ook voor anderen van betekenis zijn. De bedoeling
van deze cursussen is echter ook het simpele verzamelen van namen van voor
ouders e.d. te verdiepen tot een onderzoek naar de geschiedenis van de stad, het
dorp of de streek, waarmede men zich verbonden voelt. De ondergetekende is
van mening dat hiermede tevens een stukje burgerschapsvorming wordt bevor
derd. Ook met andere middelen, populaire radiovoordrachten, spreekbeurten op
regionale congressen, het uitgeven van een eenvoudige gids van het algemeen
rijksarchief tracht de Rijksarchiefdienst zijn aandeel te leveren aan een bredere
spreiding van de cultuur, welke in dit geval bestaat uit het verruimen van het
historische besef bij een breder wordende laag van de bevolking.
In dit verband moet echter wel worden opgemerkt dat de bovengeschetste ruimere
taken ook eigen eisen stellen aan ruimte, outillage en personeel der archief
bewaarplaatsen waaraan afgezien hiervan toch reeds veel te verbeteren valt.
De huisvesting van het algemeen rijksarchief in het bijzonder vervult de onderge-
182]
tekende met zorg. Zij maakt echter met voldoening melding van verschillende
verbeteringen welke op dit gebied werden bereikt, dan wel binnen afzienbare tijd
zullen worden verwezenlijkt. Zo is het vorig jaar een nieuw rijksarchief gebouw
te Middelburg gereed gekomen, terwijl dit jaar een nieuw rijksarchiefgebouw te
Arnhem in gebruik genomen zal kunnen worden. Met de bouw van een nieuw
rijksarchief gebouw te Utrecht is in januari een aanvang gemaakt; de plannen voor
de bouw en de inrichting van een nieuw rijksarchiefgebouw te Leeuwarden zijn in
bewerking. Het streven van de ondergetekende blijft erop gericht daar waar ver
beteringen noodzakelijk zijn deze tot stand te brengen. Tegelijkertijd wordt ge
tracht door verbetering van de organisatie en het invoeren van vereenvoudigde
werkwijzen de efficiency van de dienst te verbeteren.
VIII Wetgeving:
De ondergetekende streeft ernaar om de Archiefwet 1962 met het daarop ge
baseerde Archiefbesluit in de loop van het begrotingsjaar in werking te doen tre
den. Zij heeft voorts de vraag in studie genomen of en zo ja in hoeverre de
Archiefwet 1962 uit een oogpunt van doelmatigheid wijziging behoeft.
X Ministerie:
Wat betreft de beleidssectoren van het ministerie kan worden medegedeeld, dat
hierin verschillende reorganisaties plaatsvonden.
In het Directoraat-Generaal voor Culturele Zaken werd gerealiseerd een klein
stafbureau voor de wetenschappelijke voorbereiding, de ontwikkeling en de coör
dinatie van het beleid (Hoofdstuk II, p. 1 sub h). Hiertoe waren reeds in de be
groting 1967 de nodige voorzieningen getroffen. De afdeling Kunsten werd hoofd
afdeling en de 5 onderafdelingen werden daarvan afdelingen. Bij deze hoofd
afdeling is voorzien in een personeelsuitbreiding van 28 naar 34 ambtenaren,
derhalve van 6 ambtenaren (artikel 27).
Een Directie Oudheidkunde en Natuurbescherming kwam in de plaats van de
voorheen bestaande afdeling met dezelfde naam. Het oogmerk van deze reorgani
satie is onder meer om de band van het ministerie met de buitendiensten aan te
halen en deze nauwer te betrekken bij de beleidsvorming en -uitvoering. Diverse
werkzaamheden op het terrein van de monumentenzorg en van het archiefwezen
werden in verband hiermede van het ministerie overgebracht naar de buitendien
sten (Hoofdstuk II, p. 2, sub a en c). De directie heeft op het ministerie 2 afde
lingen: de afdeling Oudheidkunde en de afdeling Natuur- en Landschapsbescher
ming (voorheen: de onderafdeling Natuurbescherming).
Het totaal aantal ambtenaren van het directoraatgeneraal, voorzover gevestigd
op het ministerie, stijgt van 61 naar 67.
Voor de Rijksarchieven is voorzien in een uitbreiding van 129 naar 135 ambte
naren (artikel 116). Deze uitbreiding houdt verband met de invoering van de
nieuwe Archiefwet.
183]