Verslag van de bijzondere ledenvergadering, gehouden te 's-Hertogenbosch op dinsdag 14 november 1967 Aanwezig 61 leden. Om 14.10 uur opent de voorzitter de vergadering en verwelkomt de aanwezigen, in het bijzonder de heer Margadant, die namens de Centrale voor Hogere Ambte naren de vergadering bijwoont. Hij herdenkt collega dr. D. P. Oosterbaan. Vervolgens deelt hij mede, dat er volgend jaar van 3 tot 7 september een archief congres zal worden gehouden te Madrid. Getracht wordt tegen gereduceerd tarief een reis per vliegtuig te organiseren. Daarna komt ter sprake het voorstel van drs. M. P. H. Roessingh en zes andere leden tot wijziging van artikel 16 van de statuten, in die zin, dat de verplichting tevens lid te zijn van de Vereniging van Wetenschappelijke Archiefambtenaren in Overheidsdienst (VWAO) komt te vervallen. Drs. Roessingh geeft een toelichting op zijn voorstel. Hij ziet de VWAO als een vereniging, die in naam een onderafdeling van de Vereniging van Archivarissen in Nederland (VAN) is, maar feitelijk alle kenmerken van een afzonderlijke vereniging heeft. Hij heeft er bezwaar tegen om ten gevolge van de bindingen tus sen de VAN VWAO enerzijds en de VWAO met de Centrale voor Hogere Amb tenaren (CHA) anderzijds, automatisch lid van de CHA te zijn. Deze dubbele koppeling van lidmaatschappen heeft het merkwaardige gevolg, dat VAN-leden uitsluitend op grond van hun lidmaatschap van de VWAO geacht worden menin gen door de CHA geformuleerd te onderschrijven; meningen die van veel wijder strekking zijn dan hetgeen door de statuten van de VAN worden bepaald. Volgens art. 2 van de statuten stelt de VAN zich ten doel het bevorderen van de belangen van het Nederlandse archiefwezen en van de daarbij werkende ambte naren. Dit is een specifiek belang; door de CHA worden onvermijdelijk stand punten ingenomen inzake vraagstukken zoals algemeen salarisbeleid, nivellering en denivellering, de Algemene Ziektekostenverzekering Ambtenaren en dergelijke, die ver boven het in art. 2 der statuten gestelde doel uitgaan. Ten aanzien van dergelijke politiek gekleurde vraagstukken behoort iedereen in de gelegenheid te zijn een bepaald streven te ondersteunen resp. af te wijzen door middel van het lidmaatschap van een ambtenarenbond en/of politieke partij naar eigen keuze. Hij stelt uitdrukkelijk, dat hij niet de bedoeling heeft te oordelen over de VWAO en haar binding met de CHA, maar hij meent, dat ook als een meerderheid van de VAN-leden de band met de CHA niet wil missen, voor een minderheid die dwin gend voorgeschreven band moeilijk aanvaardbaar is. Daarom is hij voor opheffing van deze band. Deze maatregel zal het ledental van de VAN bevorderen, o.a., omdat nieuwe leden niet prompt verplicht zullen zijn een contributie van 40, per jaar te betalen. Hij gelooft niet, dat ten gevolge van deze maatregel de VWAO leeg zal lopen. Hij verwacht, dat sommigen lid van andere centrales zullen wor den en anderen ongeorganiseerd zullen blijven. Voor de VWAO wordt dit pas een probleem, als meer dan 70 van de wetenschappelijke archiefambtenaren niet bij haar aangesloten is. De VWAO kan daar zelf veel aan doen door een 172] duidelijke en tijdige voorlichting, vooral aan candidaat-leden van de VAN. De voorzitter van de VWAO, Don, herinnert aan het advies van het VAN-bestuur, dat aanneming van het voorstel-Roessingh afraadt, omdat naar haar mening het bevorderen van de belangen van de archiefambtenaren als bedoeld in art. 2 van de statuten het best kan geschieden door het samengaan van alle belanghebben den in één afdeling en door de vertegenwoordiging van deze afdeling in het Georganiseerd Overleg (G.O.) en in de departementale dienstcommissies, welke plaats vindt via de CHA. Volgens het bestuur zou ook het gesprek met andere overheids-instanties dan het Rijk zeer worden bemoeilijkt, als er geen band met de CHA was. Art. 2 van de statuten noemt twee taken van de VAN: het bevorderen van de belangen van het archiefwezen en het behartigen van de materiële belangen van de leden. De tweede taak is tot 1920 door de VAN zelf waargenomen en vervol gens tot 1958 door de beide onderafdelingen voor rijks- resp. gemeente- en water- schapsarchiefambtenaren. Deze onderafdelingen hadden koninklijk goedgekeurde statuten en het overheidspersoneel was verplicht lid daarvan te zijn. Dat de af delingen in 1958 werden verenigd in de VWAO was een gevolg van het streven van de overheid naar gelijkschakeling van de salarisnormen bij de verschillende overheidsinstanties en de daarbij passende concentratie van het overleg met het Rijk, waaruit het G.O. ontstond. Het naast elkaar voortbestaan van de afdelingen had toen geen zin meer en bovendien was fusie noodzakelijk in verband met de eisen, die werden gesteld voor toelating tot het G.O. Tot die eisen behoorde naast koninklijke goedkeuring ook, dat de vakorganisatie zoveel leden moest hebben, dat zij geacht kon worden representatief te zijn voor de vakgroep, die zij vertegen woordigde. Het opgaan van de onderafdelingen in de VWAO was een ontwikke ling, die in feite weinig nieuws bracht. Noch de vorm van een vereniging met goedgekeurde statuten noch het verplichte lidmaatschap waren nieuw. Ook in 1958 is er gediscussieerd over het verplichte lidmaatschap. Het is toen gehand haafd wegens de eis van voldoende representativiteit. Aanneming van het voor stel-Roessingh zou betekenen, dat de VAN één van haar doelstellingen, het be hartigen van de materiële belangen van de leden-overheidsambtenaren, opgeeft. De laatste woorden van art. 2 zouden dan wel uit de statuten kunnen verdwijnen. In 1958 vroeg de algemeen rijksarchivaris Hardenberg, naar de zin van de af delingen, aangezien 'nog nooit gebleken is, dat deze enig nut hebben'. Collega Van der Gouw bestreedt deze opvatting en meende, dat de afdeling voor rijks ambtenaren nuttig was en de samenwerking met de Centrale voor Hogere Rijks ambtenaren zeer vruchtdragend. Dat geldt ook nu nog. De CHA neemt intens deel aan het Centraal Overleg in ambtenarenzaken en is in diverse overheids organen vertegenwoordigd. Zij geeft ook voorlichting en advies buiten het G.O. om inzake functiewaardering en salariëring en geeft bijstand ter verdediging van de rechtspositie van individuele leden. Don verwijst naar de herziening van de salarissen van de algemene rijksarchivaris en de rijksarchivarissen, die weer ruim te maakte voor het bevorderen van het lagere personeel. De VWAO had ook vele contacten met lagere overheidsorganen. 173]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 3