no computer available to us today can equal their personal memory bank and
their judgement.2
Het juli-nummer is geheel gewijd aan op kunst, kunstenaars en kunstinstellingen
betrekking hebbende archieven en documenten. Uit archivistisch oogpunt het be
langrijkste is de bijdrage van Mary Ellis Peltz over het archief van de Metropo
litan Opera te New York.
In de oktober-aflevering worden enige algemene vraagstukken behandeld als de
dienst van de archieven aan de wetenschap (door W. Rundell Jr.), de public
relations van de archieven (door D. J. Delgado) en het voorlichten van de over
heid omtrent haar archieven (door M. J. Brichford). Ook wordt aandacht be
steed aan het archiefprogramma van de Jewish Historical Society of Greater
Washington (door S. M. Dubow). Helen L. Davidson tenslotte wijst nog eens op
het belang van bedrijfsarchieven, zeker niet in het minst ook voor de betrokken
firma's zelf. Bij de boekbesprekingen wordt aandacht besteed aan de Guide to
the Dutch-American Historical Collections of Western Michigan by Herbert
Brinks. In deze 110 verzamelingen bevinden zich talrijke in het Nederlands ge
schreven stukken, o.a. afkomstig van A. C. van Raalte en G. J. Diekema.
J. H. v. d. HO
Journal of the Society of Archivists van april 1967 (III, S) begint met een ge
ïllustreerd artikel van J. E. Sayers over een cartularium van de aartsbisschoppen
van Canterbury, dat in 1963 in het aartsbisschoppelijk archief terugkeerde, waar
in het reeds van 1283 tot 1634 berust had. R. A. Skelton schrijft over de
Vinland Map, een wereldkaart vermoedelijk uit de 15e eeuw en ook aan dit arti
kel zijn enige afbeeldingen toegevoegd. Over het apparaat van de Britse bui
tenlandse politiek in de 18e eeuw leverde D. B. Horn een bijdrage. Onder de
titel Obiter dicta en scripta verschenen de opmerkingen, die Francis W. Steer
op 1 mei 1965 maakte toen een afdeling van de Society of Archivists Arundel
Castle en de County and Diocesan Record Offices in Chicester bezocht. Zij gaan
over taak en werkomstandigheden van de archivaris, die familiearchieven beheert,
soms, zoals in Arundel Castle, berustend in het kasteel waar zij gevormd zijn.
Op het grote belang van inventarissen, indices en andere toegangen legt Steer de
nadruk, want daarmee kan de archivaris de onderzoekers helpen, maar dan moe
ten die ook wachten met hun vragen tot die hulpmiddelen klaar zijn. Steer schrijft
2 Cf. de uitspraak van B. H. Ashworth, directeur van een computercentrum voor
ziekenhuizen in Londen: Slaagt men erin de electronische machine van de juiste ge
gevens te voorzien, dan kan de computer een werktuig, een hulp van de arts worden.
(Verslag van een lezing te Utrecht op de tentoonstelling Medica '67; Alg. Handelsblad
26-9-1967).
In november 1967 begon het Gemeentegirokantoor te Amsterdam een proef met het
automatisch verwerken van door de rekeninghouders geschreven girobiljetten.
244]
zeer leesbaar en eigenlijk moest iedere belangstellende ook zijn bijdrage onder de
Shorter Communications in de Journal van april 1963 (II, 7) nog eens ter hand
nemen. W. H. Langwell behandelt methoden voor het beproeven van de houd
baarheid van papier. Uit de Shorter Communications o.a. dat begin 1966 An
Introduction to English Historical Demography verscheen, de eerste publicatie
van de Cambridge Group for the History of Population and Social Structure.
Ook is er een kort verslag opgenomen van de Caribische Archiefconferentie
1965, waar Nederland door mevrouw dr. M. A. P. Meilink-Roelofsz vertegen
woordigd was. Bij de boekbesprekingen wordt de heruitgave van de 2e druk
van Sir Hilary Jenkinsons Manuel of Archive Administration behandeld door
Rupert C. Jarvis. De recensent noemt daarbij met ere onze Handleiding van
Muller, Feith en Fruin, die overigens pas in 1940 in het Engels verkrijgbaar was.
De aflevering van oktober 1967 (III, 6) begint met het Presidential Address,
wederom van Roger H. Ellis en uitgesproken op 7 december 1966. Het is ge
titeld The British archivist and his training. Spreker legde vooral de nadruk op
de opleiding die de beheerders van moderne archieven zullen moeten ontvangen
en op de wenselijkheid hen niet in een eigen organisatie te zien samen komen
maar hen te behouden als leden van de Society of Archivists. Michael Cook
geeft enige overdenkingen weer over regionale archieven. Hij wijst daarbij op de
noodzaak tot samenwerking voor kleinere instellingen wat de verzorging en be
werking van hun archieven betreft, vooral ook met het oog op de ontwikkeling
van moderne administratieve technieken. W. I. Smith behandelt de in Canada
gebruikte procedure voor het vaststellen welke archiefstukken voor vernietiging
in aanmerking komen. Janet Smith gaat in op een min of meer vergeten
hoofdstuk van het Engelse archiefwezen: de archieven van de non-conformist
churches en de kennis van hun geschiedenis. J. H. Adams beschrijft het cata
logiseren van getekende plattegronden van landerijen in Schotland, die vooral
tussen 1750 en 1850 in grote getale gemaakt werden. Ida Darlington tenslotte
geeft een overzicht van de per 1 april 1965 in het bestuur Greater London van
kracht geworden veranderingen en de invloed daarvan op de archiefvorming.
Bij de Shorter Communications interessante mededelingen van N. H. Cooper
over The National Monuments Record, die 600.000 foto's en 10.000 tekeningen
bewaard van specimina van Engelse architectuur van de vroegste tijden tot het
einde van de 19e eeuw, een collectie die nog steeds wordt aangevuld. Bij de
boekbesprekingen wordt ruimschoots aandacht besteed aan de door mej. drs.
W. Chr. Pieterse vervaardigde inventaris van de archieven der Portugees-Israëlie-
tische gemeente te Amsterdam 16141870. R. D. Barnett geeft een overzicht van
hetgeen in de inleiding tot de inventaris behandeld wordt, noemt de belangrijkste
bestanddelen van het archief en spreekt tenslotte de hoop uit, dat de archieven,
die in de bloeitijd van de Amsterdamse Portugese gemeente voor buitenstaanders
niet toegankelijk waren, thans met evenveel inzicht gebruikt mogen worden als
waarmee zij geïnventariseerd werden.
J. H. v. d. HO
[245]