den ingenomen ten aanzien van het 'Provenienzprinzip' en zijn grenzen en van de vaststelling van de 'Registraturbildner' en zijn verhouding tot de 'Bestandsbil- dung auf der Grundlage des Provenienzprinzips'. Het 'Provenienzprinzip' moet zich beperken tot de vorming van het 'Bestand' en tot zijn afgrenzing van andere 'Bestande'. Heel vaak is het echter moeilijk vast te stellen wie de 'Registratur bildner' is. Het 'Provenienzprinzip' houdt zich niet bezig met de 'Innere Ordnung der Bestande'. Tot dezelfde conclusie ben ik gekomen in mijn artikel in Septet. Deze 'Innere Ordnung' wordt als tweede punt behandeld. Er bestaat geen or deningsschema dat aan alle vraagstellingen kan beantwoorden. Daarom kan het doel slechts zijn de samenhang en het ontstaansdoel van de bescheiden in een duidelijke en overzichtelijke 'Bestandsaufbau' te laten uitkomen. Dat geeft de archivaris een grote speelruimte. Bij het 'Strukturprinzip', dat aansluit bij de structuur ontstaan bij de registratuur, moet rekening worden gehouden met de aard en kwaliteit van deze oorspronkelijke ordening. Problemen ontstaan ook bij veranderingen van de registratuur. Bij een nieuwe ordening is de 'Verwaltungs- struktur' van belang. Daarnaast ook de functies en de taken. Bij de rangschik king van dossiers verdient de zakelijke samenhang de voorkeur boven een chro nologische. Het derde behandelde punt is de 'Verzeichnung der Bestande'. De opgestelde regels houden in sterke mate rekening met de moderne archieven. W. J. F. Archivalische Zeitschrift 63 (1967). De grotere artikelen van deze jaargang hebben betrekking op het archiefwezen van de bisdommen aan de Boven-Rijn. Verder schrijft Walter Goldinger over Napoleon-Autographen in Oesterreich. Van de Berichte noemen we Jüdisches Archivwesen nach dem 2. Weltkrieg in Deutsland, Frankreich und Holland, von Bernhard Brilling. Wat er in 1945 nog over was van de archieven der vroegere Joodse gemeenten in Duitsland is naar Jeruzalem overgebracht met uitzondering van enige resten van het Gesamtarchiv der deutschen Juden, die in het Potsdamer Zentralarchiv bewaard worden. In Frankrijk is in 1962 een speciale commissie voor het Joodse archiefwezen ingesteld, die streeft naar de oprichting van een centraal depot voor de Joodse archivalia. In Nederland genoot volgens dr. Brilling het Joodse archiefwezen vóór de oorlog weinig belangstelling. Vele Joodse ar chivalia zijn bewaard gebleven, doordat ze aan rijks- en gemeentearchieven in be waring waren gegeven. In zijn mededelingen beperkt dr. Brilling zich tot Am sterdam. Het artikel, dat 10 bladzijden beslaat, geeft goede informaties over het behandelde thema. Gregor Richter geeft in zijn Archive und Dokumentation een Diskussionsbeitrag tot een voordracht van Fritz Zimmermann op de Archivtag te Aken over de plaats van de archieven binnen een systeem van documentatie. Archivarissen be drijven documentatie zowel met de eigenlijke archieven als met de door hen be- 238 heerde verzamelingen. In het eerste geval bedrijven ze organische documentatie, in het tweede geval georganiseerde documentatie. Het is niet mogelijk een korte samenvatting te geven. Als Nederlander vraagt men zich af of hier niet te veel getheoretiseerd wordt ter wille van de theorie. Ten slotte wil ik de aandacht ves tigen op de bespreking door Rudolf Schatz van het nieuwe boek van T. R. Schel lenberg, The management of archives. Dit in 1965 uitgekomen boek is in ons tijdschrift nog niet besproken. Ik kan beter op deze bespreking wachten dan hier weergeven wat in een ander tijdschrift over dit boek wordt gezegd. Slechts en kele punten wil ik noemen. Het boek concentreert zich op de ordening (arrange ment) en beschrijving (description). Het is omvangrijker dan Modern Archives, en daardoor is de meer begrensde stof intensiever behandeld en meer op een bepaald doel gericht. Het Amerikaanse archiefwezen is sterk achtergebleven, het beroep van archivaris betrekkelijk jong. De bedoeling van het boek is het niveau te verhogen. Èr moet meer systematiek komen en meer eenheid. Vooral het her- komstbeginsel wordt erin gehamerd. Daartegen is erg gezondigd. Zo zijn de Duitse archieven die na de oorlog naar Amerika zijn gebracht daar helemaal en met veel moeite omgewerkt. Nu ze terug zijn in Duitsland kost het nog veel meer moeite de oude verhoudingen te reconstrueren. W. J. F. Archives et Bibliothèques de Belgique Archief en Bibliotheekwezen in België is in 1967 in één gecombineerde aflevering verschenen, van welke de meerderheid der bijdragen in het Nederlands geschreven is. Het belangrijkste thema is de mo gelijkheid van automatisering in archieven en bibliotheken, waaraan de vergade ring der Belgische zustervereniging op 6 november 1966 was gewijd. De duidelijke uiteenzetting van E.T. Neven, hoofdbibliothecaris van de Universiteit Lovanium te Kinshasa, over de daar aangeschafte computer IBM 1440 kan voor ons allen een goede inleiding in deze materie zijn. Bijzonder troffen ons in zijn betoog de volgende opmerkingen: Voor archivalisch werk kunnen de machines niet ingezet worden voor de eigenlijke beschrijving en analyse van de archieven, maar wel voor het opmaken van een ander deel van de inventaris: de klappers, hetzij alfa betische klappers van persoons- en/of plaatsnamen, hetzij chronogische tabellen. - Ook in het ruimer verband van de historisch-wetenschappelijke vorsing bieden deze toestellen grote mogelijkheden, wanneer massa's gegevens uit een omvang rijke documentatie behandeld moeten of kunnen worden. Zo zou het archief van het Notariaat Generaal van Brabant benaderd kunnen worden van bepaalde standpunten uit: studie van de aktiviteit van een bepaalde notaris op grond van het aantal en de inhoud van de akten voor hem verleden; studie van de sociale positie van zekere partijen; studie van in de akten vastgelegde juridische hande lingen; geldwaarden van de in een gegeven periode en op een gegeven plaats ge sloten overeenkomsten betreffende onroerende goederen; frequentie in plaats en 239

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 36