gingen en stichtingen als de historische vereniging 'Stad en Lande', het oudste juridische genootschap van Nederland, misschien zelfs wel van Europa 'Pro Ex- colendo lure Patrio', de 'Groninger Culturele Gemeenschap' en het 'Groninger Landschap', terwijl een zieltogend gezelschap als de 'Grunneger Schrieverskring' wel een plaatsje heeft gevonden. Persoonlijk gegriefd voelt hij zich door het ont breken onder de gemeenten van Nederland van de gemeente waarin hij geboren is, Grijpskerk. Maar ondanks deze geconstateerde fouten geeft een almanak als deze zoveel inlichtingen op allerlei gebied, dat hij op geen enkel archief mag ontbreken. W. J. Formsma Buitenlandse archivistische literatuur. S.A. Argiefblad/S.A. Archives Journal 1966 opent het met een herdenking van dr. H. F. Verwoerd, onder wiens premierschap de Archiefwet van 1962 en de Archiefwijzigingswet van 1964 in Zuid-Afrika tot stand kwamen. De artikelen van J. H. Davies en F. A. Steytler zijn gewijd aan in Engeland aanwezige bronnen voor de geschiedenis van Zuid-Afrika. B.J.T. Leverton schrijft over de verhouding tussen archiefambtenaar en genea loog. De laatste onderscheidt hij in twee categoriën: de serieuze onderzoeker, die zoekt naar samenhang en achtergronden, en de figuur, die alleen maar wat jaar tallen omtrent grootvader en grootmoeder wil weten. De laatste groep zal in het algemeen eerst eens de genealogische boeken in de openbare leeszalen moeten doornemen om te weten hoe men zo'n onderzoek aanpakt en wat eraan vastzit. J. H. Cilliers, hoofd van de sectie Rekordbeheer van het archief te Pretoria, be handelt zijn werkzaamheden, die naar Nederlandse begrippen de archiefinspectie, de vernietiging en de overbrenging van archieven omvatten. De termijn voor overbrenging, die bij ons op 50 jaar gesteld wordt, is in Zuid-Afrika 30 jaar. Omdat na 5 jaar de stukken voor de lopende administratie veelal hun belang ver loren hebben, opent de wetgeving de mogelijkheid van tussenbewaarplaatsen, aan de totstandkoming waarvan nu gewerkt wordt. Vertrouwd klinkt ons de opmer king van de heer Cilliers in de oren, dat het contact tussen archief en administra tie soms bemoeilijkt wordt, doordat de beheerder van een lopend archief als hij ingewerkt is, promotie maakt en overgeplaatst wordt, zodat de archivaris met een nieuwe functionaris te maken krijgt, die weer moet worden ingewerkt. Extracts from the annual report of the director of archives 1965 besluiten deze als ge woonlijk ongeveer 70 bladzijden tellende aflevering. J. H. v. d. HO. 236 Archivmitteilungen 1966 Bij de bespreking van vorige afleveringen van dit tijdschrift heb ik er al vaker op gewezen, dat in de D.D.R. de officiële historische belangstelling vooral gericht is op de nieuwe en nieuwste tijd. Het zijn de geschiedenis van het marxisme, de arbeidersbeweging en daarmee samenhangende onderwerpen die de aandacht trek ken. Ook de archivistiek houdt zich meer dan bij ons bezig met de moderne ar chieven. Deze worden veel eerder van de administratie overgenomen dan bij ons, waardoor de archivarissen in de praktijk meer met de problematiek van hun or dening in aanraking komen. Voor de hand ligt ook, dat in een land waar de be drijven staatsbedrijven zijn en dus de bedrijfsarchieven staatsarchieven aan deze archieven in de Archivmitteilungen veel meer aandacht wordt geschonken dan in het Nederlands Archievenblad. In de jaargang 1966 komt dit alles tot uiting. Ik zal hier niet de inhoud van het tijdschrift aangeven, maar slechts enkele artikelen noemen die mij voor ons het interessants lijken. In afl. II valt op de bijdrage van Botho Brachmann, Traditionelle und moderne Informationsüberlieferung. Hij geeft voorbeelden van moderne technieken (pons kaarten, microfilms enz.) die bij de administratie en grote bedrijven meer en meer in gebruik komen en wijst op de noodzaak voor de archivarissen deze ontwikke ling te volgen. Bij dit onderwerp sluit enigszins aan in afl. IV een artikel van Ireneusz Ihnatowicz, Zur Anwendung der Kerblochkartei in der Archivarbeit und bei historischen Forschungen. Hij bespreekt de voor- en nadelen van deze 'Kar- feien' boven 'Findbücher'. Een voorbeeld uit de praktijk geeft in dezelfde afleve ring Jutta Fischer in een bijdrage: Die Verzeichnung eines Bestandes auf Ker- blochkarten. In afl. VI onderzoekt Peter Beyer Die Anwendbarkeit der Internationalen Dezi- malklassifikation in der Schriftgutverwaltung. Hij wijst daarbij ook op de toepas sing daarvan in Nederland bij de overheid en de controverse daarover in de Ne derlandse archiefwereld. Zijn conclusie is, dat een algemene toepassing van de code universel in de traditionele 'Schriftgutverwaltung' uitgesloten is. De variaties in de administratie zijn te groot en de behoeften te verschillend. Om misverstand te voorkomen voeg ik er aan toe, dat de bezwaren gaan tegen de universele code, niet tegen een decimaal systeem als zodanig. De naar decimaal systeem ingerichte 'Einheitplane' voor overeenkomstige administraties verenigen eenvoud, aanpas singsvermogen en doelmatigheid op nauwelijks te overtreffen wijze. Voor de samenstellers van een nieuwe handleiding zijn van belang in afl. IV de Begründungen und Erlauterungen zu den Ordnungs-und Verzeichnungsgrundsat- zen, von Hans-Stephan Brather und Helmut Lötzke, Gerhart Enders, Gerhard Schmid. Het artikel is een toelichting op de in 1964 door Staatliche Archiwer- waltung uitgegeven Ordnungs-und Verzeichnungsgrundsatze für die staatlichen Archive der Deutschen Demokratischen Republik. Drie aspecten worden bekeken. In de eerste plaats de 'Bildung und Abgrenzung' der Bestande. Dit behoort tot de moeilijkste opgaven van archivarische arbeid. Een duidelijk standpunt moet wor- 237

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 35