zou hebben. In de eerste plaats heeft dit besluit geleid tot een althans voor Neder land geheel nieuw beroep, namelijk dat van de archivaris: de beheerder van ar chieven niet meer uitsluitend ten nutte van de administraties, die de archieven hebben gevormd, maar bovendien en voor de oudere archieven zelfs uitslui tend ten behoeve van de historische wetenschap. De Nederlandse archivarissen hebben hun vak in ruim een eeuw tot een grote hoogte gebracht, zij genieten op internationaal niveau een zó goede reputatie, dat indien wij zelf de verhoudin gen niet wat in het oog houden, op het Nederlandse archivariaat een onevenredig deel van de activiteiten op internationaal gebied, met name in de Conseil Inter national des Archives zou neerkomen. De benoeming van mr. Hendrik van Wijn betekende ook het begin van 's Rijks archiefdienst, die thans verspreid over 11 archiefgebouwen en enige hulpde pots is bemand met ruim 150 ambtenaren. De dienst is in de tweede helft van de negentiende eeuw geleidelijk opgebouwd de opzet is sindsdien in beginsel niet veranderd. De ontwikkeling van de negentiende eeuw bracht ons twee ver worvenheden. Allereerst het beginsel van de openbaarheid d.w.z. de toegang tot de documenten uit de naar de rijksarchiefbewaarplaatsen overgebrachte archieven zonder aanzien des persoons zonder enige vorm van censuur. In de Archiefwet 1918 met de bijbehorende uitvoeringsbesluiten zijn de verwor venheden geconsolideerd en men kan wel zeggen, dat daarna een periode van rust intrad. Wel was en is nog een aantal rijksarchieven in de provincie gehuisvest in gebouwen, die meer uitblinken als monument, dan als veilige en doelmatige ar chief bewaarplaats, maar over het geheel was toch hetgeen in Nederland was be reikt, ook op het gebied van de hier geenszins uit minachting buiten beschouwing gelaten gemeente-archieven, indrukwekkend. Sedertdien heeft de wereld een ge weldige verandering ondergaan: een sterke groei van de overheidsbemoeienis met een sterk toegenomen bevolking heeft enorme archieven bij de administratie ge kweekt, die vaak een gerede kans liepen en wij moeten zeggen vaak nog lopen - te verongelukken, omdat ze niet op de geëigende wijze kunnen worden opge borgen. Er bestaat een schreeuwend tekort aan ruimte in de openbare archiefbe waarplaatsen en hoezeer dat tekort ons heeft overvallen, blijkt wel als ik u vertel, dat het Algemeen Rijksarchief in 1900 werd gebouwd, en twintig jaar later al te klein was. De nieuwere archieven verschillen niet alleen kwantitatief van de oude: ook kwa litatief zijn zij zeer verschillend door het hoge percentage bescheiden, dat geen blijvende bewaring verdient en door de geheel andere structuur van die moderne archieven.. Parallel aan deze ontwikkeling liep een sterke specialisatie in de historische we tenschappen, waardoor de archiefbeheerders voor vraagstellingen kwamen te staan, die onder hun directe voorzaten nog tot de ongekende mogelijkheden be hoorden. Men kan niet zeggen, dat het Nederlandse archivariaat niet op de nieuwe om standigheden heeft gereageerd: voor het belang van de moderne archieven, die juist zoveel kennis bevatten van nut voor de maatschappij van nu, zijn de ogen [210] open gegaan. De instelling van een rijksinspectie der archieven in de nieuwe Ar chiefwet doet blijken, dat het archiefwezen allang geen rustig bedrijf van van de wereld afgetrokken oudheidkundigen meer is. Uit eigen kring is een vakopleiding voor archivarissen voortgekomen, die thans als Rijksarchiefschool een boeiend bestaan leidt, die eigen leerboeken uitgeeft en waarvoor ook buiten de vakkring een goede aftrek blijkt te bestaan. De jongste tijd heeft ons dan nog twee nieuwe ontwikkelingen gebracht. In de eerste plaats een sterke stijging van het aantal studenten in de alfavakken en de waarde, die in die studierichtingen steeds meer wordt gehecht aan zelfstandig bronnenonderzoek. Deze ontwikkeling brengt steeds meer studenten naar de ar chieven en het nut van een reeds vroeg gelegd contact met de latere bestuurder, leraar en wetenschapsbeoefenaar kan door archivarissen moeilijk worden over schat. Een nieuwe druk doet zich inmiddels gevoelen van de zijde van de ama teurs. Vanouds waren zij op archieven niet onbekend, maar thans kan deze cate gorie van zichzelf zeggen: wij groeien vast in tal en last. Beter onderwijs voor meer mensen en meer vrije tijd geven aan degenen, die een neiging hebben tot intellectuele verpozing, aanleiding die verpozing te zoeken in archiefonderzoek, soms gevolgd door publicatie-arbeid, waarmee men weer lezers een genoegen of lering verschaft. Dit werk verlangt voorlichting in een veel bredere zin dan nodig was voor het traditionele bezoekerspubliek. Dat de archieven deze taak in samenwerking met de gewestelijke genootschappen, waarmee vaak al zeer oude banden bestaan, ter hand nemen, juich ik van harte toe. Ik noem in dit verband op deze plaats gaarne de provincie Gelderland met ere. Als u mij nu vraagt naar de toekomst van het archiefwezen en van de onder mijn verantwoording werkende rijksarchiefdienst in het bijzonder, dan zie ik daarin in de eerste plaats de oude taken: dienstverlening aan de wetenschap en aan de administratie. De eerste taak wordt geïntensiveerd door nauwere banden met het hogeh onder wijs, de tweede door de overname van zeer veel moderne archieven, waardoor meer contacten met besturen en administraties. De nieuwe taak ligt in het educa tieve vlak: niet dat de archieven de taak van de school moeten overnemen of de archivarissen het werk moeten gaan doen van de leraren en de onderwijzers. Maar de leraren kunnen de hulp van de archivarissen niet missen, wanneer zij de in de archieven verscholen stof vruchtbaar willen maken voor hun onderwijs. In het educatieve vlak ligt ook het vormingswerk voor de amateur-historici in samenwerking met het particuliere initiatief. Het kan niet anders of met dit perspectief voor ogen kom ik tot de conclusie, dat aan de outillage, zowel wat de huisvesting als wat de personeelsbezetting be treft, nog veel ontbreekt. Door het in een regelmatig tempo tot stand brengen van nieuwe rijksarchiefgebouwen en door een geleidelijke, planmatige uitbreiding van de personeelsbezetting wordt getracht het gehele apparaat zodanig te verbete ren, dat de dienst tegen de wijzigingen in de oude taken en de geheel nieuwe taken opgewassen zal zijn. Ik hoop in de komende jaren door redenen van [211

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1968 | | pagina 22