Documentaire verzamelingen in overheidsarchieven
Zeitgeschichtliche Sammlungen in archieven?
In mijn artikel 'Archief en Documentatie'1 heb ik erop gewezen dat in verschei
dene landen steeds meer verzamelmateriaal in de archiefbewaarplaatsen wordt op
genomen. De archieven worden thans algemeen beschouwd als historisch-weten-
schappelijke instellingen en de historisch wetenschappelijke onderzoekers hebben
behoefte aan archiefbronnen én in toenemende mate aan documentatie
bronnen. Ik vermeldde dat met name in Duitsland Helmuth Rogge in 1932 en
dr. W. Kohte in 1955 wezen op de bronwaarde van wat zij noemden 'zeitge
schichtliche Sammlungen'. In zijn artikel 'Dokumentation-insbesondere zeitge
schichtliche Sammlungen aus der Sicht der Staatsarchive'2 heeft dr. Bernd Ottnad
uiteengezet dat tal van redenen een aanvulling van het klassieke 'Archivgut' nood
zakelijk hebben gemaakt, zodat men tot 'totale Dokumentation' is gekomen.
Een achterhoedegevecht was nog geleverd door de archieftheoreticus prof. dr.
G. W. Santé3, die ervan uitging dat het louter de historische en legitieme taak
der archieven was, de registratuur van de besturende organen over te nemen en
te beheren. Het documentatiemateriaal zou volgens hem nooit volledig kunnen
zijn en de taak van de archivaris zou te gecompliceerd worden omdat hij zich te
veel zou moeten bezig houden met kleine niet wetenschappelijke hulparbeid. Ook
Ottnad toonde zich, de balans opmakend, geen fervent voorstander van documen
taire werkzaamheid van de archivaris. Totale documentatie zou immers ook naar
zijn mening een vrome wens blijven.
In de praktijk evenwel is het pleit reeds lang beslist; men is zelfs gaan spreken
van een 'Bedeutungswandel' van het begrip 'archief'. Dr. Günther von Roden
heeft in een nieuwe definitie het specifieke 'Sammlungsgut' ingelijfd bij het 'Ar
chivgut' en archieven aangeduid als 'Sammlungen'4. Hij is zich ten volle bewust
dat hij hier in strijd is met alle orthodoxe archieftheoretici: Muller, Feith en
Fruin, Brenneke-Leesch, maar is van oordeel dat de archivaris in zijn opvattingen
moet meegaan met de eisen van zijn tijd. Ook prof. dr. H. O. Meisner heeft in
zijn artikel 'Privatarchivalien und Privatarchive'5 getracht een overkoepelende de-
1 N.A.B. 1965, blz. 137 e.v.
2 Der Archivar 1964 Heft 1, blz. 67 e.v.
3 G. W. Santé in Der Archivar 1954, blz. 6 e.v.: 'Die Archive zwischen Verwaltung
und Wissenschaft'.
4 Der Archivar 1961 Heft 3, blz. 221 e.v.: 'Gegenwartsprobleme staatlicher und Kom-
munaler Archive in der Bundesrepublik Deutschland'.
5 Archivalische Zeitschrift 55 (1959), blz. 117 e.v.
[10]
finitie te formuleren: Die 'Archivalien' bilden den Gesamtbestand eines Archivs.
Sie gliedern sich in Registraturgut und Sammlungsgut. De Oost-Duitse archief
verordening van 13 juli 1950 had trouwens reeds alle mogelijke 'Sammlungsgut'
met historische en documentaire waarde klakkeloos als 'Archivgut' geannexeerd.
Desondanks is er hier en daar een zekere gereserveerdheid blijven bestaan t.o.v.
de opvattingen van dr. Günther von Roden c.s. In Oost-Duitsland is het dr. Hans
Stephan Brather, die het principiële onderscheid vasthoudt tussen 'Archivgut' en
'Sammlungen', ofschoon hij tevens de orthodoxe opvatting van het 'Archivgut'-
begrip te begrensd vindt0. Zowel hij als vooral Hellmut Rademacher (Museum
für Deutsche Geschichte, Berlin) achten het evenwel juist dat niet archieven maar
musea de aangewezen instellingen zijn tot het aanleggen van verzamelingen: Staat-
liches Archivgut gehort in die Archive, Sammlungen bestehen in Museen oder
ihnen gleichwertigen Dokumentationsstellen'. Daartegenover staat dan weer de
mening van de stadsarchivaris van Stralsund dr. Herbert Ewe, die overtuigd is
van de noodzaak dat juist de archivaris geroepen is op uitgebreide schaal verzamel
materiaal met bronwaarde bijeen te brengen8.
In mijn genoemd artikel bracht ik naar voren dat naar het oordeel van verschei
dene beheerders van stadsarchieven de plaatselijke archivarissen voorbestemd zijn
om goede verzamelaars te worden. Zij verzamelen veel meer dan de beheerders
van landelijke en provinciale archieven. De gemeentearchieven zouden de centrale
punten zijn waar het heden, dat verleden wordt, in beeld en druk wordt vastge
legd. Immers: 'Der Stadtarchivar hat als Archivar die Hand naher am Pulsschlag
des Alltags, und der kommunale Rock ist enger auf den Eeib geschnitten und
geschneidet als der staatliche. Die Antriebe zum Sammeln zeitgeschichtlichen
Materials liegen in Stadtarchiven naher und sind vielfaltiger, und der Sammlungs-
bereich ist überschaubarer'9.
De Duitse praktijk
Op de 42e Duitse Archivtag te Aken (1965) werd veel tijd besteed aan het onder
werp: documentatie in archieven. Dr. Fritz Zimmermann (München)10 constateer
de dat de archivarissen als oudste documentalisten zich steeds meer moeten bezig
houden met documentatie. Naar zijn overtuiging niet alleen met functionele docu
mentatie (waarmee bedoeld wordt het zich bezighouden met documenten welke
op organische wijze tot een eenheid zijn gegroeid; juist een archivaris, die met
0 Archivmitteilungen D.D.R. 1962 Heft 5, blz. 158 e.v.: 'Registraturgut-Archivgut-
Sammlungen'.
t Hellmut Rademacher in Archivmitteilungen D.D.R. 1964 Heft 4, blz. 145 e.v.: 'Zur
Frage der Sammlungen in Museen und Archiven'.
8 Herbert Ewe in Archivmitteilungen D.D.R. 1964 Heft 4, blz. 153 e.v.: 'Zur Proble-
matik zeitgeschichtlicher Sammlungen in Stadtarchiven'.
9 Michael Schattenhofer in Der Archivar 1964 Heft 1, blz. 43 e.v.: 'Zeitgeschichtliche
Sammlungen in Stadtarchiven'.
10 Fritz Zimmermann in Der Archivar 1966 Heft 1, blz. 29 e.v.: 'Zum Begriff der
archivischen Dokumentation'.
[11]