bouwde en niet ophoudt te bouwen aan papieren-werelden, laag boven laag, stad
boven stad, werelden, die zij archivarissen te bewaren, te verzorgen en bruik- en
leefbaar te houden opdraagt doet denken aan labyrinthen, waarbij die van de
mythologie het niet halen.
Dit beeld van een labyrinth zoudt u even moeten vasthouden. Met de bunker van
Schaarsbergen en talloze archiefdepots voor ogen, kan dat niet moeilijk vallen.
Naar de opvatting der ouden zetelt binnen in het labyrinth de godheid. Door be
middeling van de priesteres te Delphi, de Sybille te Cumae of een priester te
Claros, kon de antieke mens antwoord krijgen op de vragen, die hem aangaande
de toekomst kwelden. Het ritueel is altijd gelijk: de ziener daalt af in de grotten,
drinkt water uit een geheimzinnige bron en keert na verloop van tijd terug met
een antwoord. Maar ook dit sacrale spel was aan een strenge regel, (die uit de
hemel afkomstig heette), gebonden. Men krijgt namelijk niet antwoord op alle
vragen. Wie het orakel consulteert wordt het u bekende en ogenschijnlijk in dit
verband weinig zeggende yva>8i aeavrar het 'ken u zelve' vóórgehouden.
Volgens een nieuwe interpretatie6 echter, dient dit yvtoSt aeavrov geheel an
ders te worden begrepen. Het komt neer op een categorische eis: 'Weet wat u
vraagt', of beter nog: 'formuleer uw vraag precies'. De tegenwoordige mens ligt
deze eis wel goed in het gehoor. Het is als bij de computer, die wij in werking
stellen en die moet kiezen uit duizenden mogelijkheden. De vraag echter moet
men erzelf instoppen. Ook hier de eis: formuleer uw vraag precies.
Het is mij niet bekend of bij deze gewijzigde interpretatie een Tacitus' tekst (Ann.
II. 54) een rol heeft gespeeld, maar frappant is hij mijns inziens zeker. Wanneer
in 18 na Chr. Germanicus het orakel van Apollo te Claros gaat bezoeken, lezen
wij bij Tacitus een priester neemt aldaar slechts kennis van hel aantal en
de namen van degenen die het orakel raadplegen'. U ziet: alléén ponskaarten. Na
zijn afdaling in de grot geeft hij in versvorm het antwoord, maar staat er dan
en dit is weer het relevante moment 'slechts over die zaken, welke men zelf
in gedachten heeft genomen'. super rebus quas quis mente concepit).
In de situatie van nu, is de vraag van de archivarissen aan hun committenten: wat
verwacht ge? Misschien mag ik zeggen: 'wat verwacht ge nog meer in de toe
komst?' Opgetast in onafzienbare gangen, kilometer na kilometer liggen de gege
vens uit vele eeuwen als op lager gelijk in de fijn verdeelde cellen van een mas
sale grijze hersenschors, waarin om het woord dat Muller al hanteerde te citeren
'het geheugen van den juridischen persoon' vervat ligt. Thans klemt de vraag: 'Wat
verwacht de overheid, maar ook wat verwachten haar onderdanen van dit steeds
groeiend geheugen?'
Situeren wij voor de duidelijkheid ons archiefwezen in de onderaardse gangen
stelsels van Zuid-Limburg met hun vele mogelijkheden, maar ook nog ongeëxplo
reerde gebieden. Men kan er dit als beeld voor het archief gebruikend wat
excursies organiseren, de recreatie bevorderend in de veilige bredere gangen. Er
kan aan de voorkant wat champignonkweek worden gepleegd, blijvend aan de
6 G. Fumagalli, Chi l'ha detto?, Tesoro di citazioni, Milano, 1958, p. 473, met verdere
literatuur.
[6]
veilige kant en vooral niet diep doordringend. Ik denk aan de genealogen, althans
die, welke zich gaarne zo vermeien.
Het werk wordt serieuzer en de taak van de archivaris als gids al moeilijker als
er gesondeerd moet worden naar mergel en kolen, als het om substantie gaat.
Verantwoordelijker wordt de opdracht als biologen, geologen, kortom de echte
speleologen of zonder beeldspraak de wetenschappelijke werkers zich mel
den en dieper en dieper willen dalen. Het ideaal moet natuurlijk zijn om het
gehele gangencomplex tot een wijdvertakte 'metro' met goede en betrouwbare
verbindingen uit te bouwen. Het spreekt vanzelf dat wij nu al op allerlei étages
van de stratificaties onze Belgische collega's ontmoeten.
Dat u, hooggeachte dr. Sabbe, hier vanmiddag die ontmoetingen in uw feestrede
gaat preciseren, is geen simpele buiging in de richting van de Benelux, momen
teel en niet zonder reden en vogue. Door heel onze geschiedenis, van de
vroegste tijd af, liggen er die verbindingen. Wij behoeven ons niet te behelpen
met een romantische aflegger van het einde van de vorige eeuw met een beroep
op de 'hart- en taal- en tongeband'. Nogmaals ook in die zin gij zijt wel
gekomen.
Nog eenmaal kort, en zonder beeldspraak terugkerend naar de vraag die ons moet
bezighouden. Het is natuurlijk prachtig als wij ons met een beroep op Wieder
de alleswetende archivarissen menen te kunnen wanen. Maar Bakhuizen beklaagde
zich al over de vele literatuur die hij moest doorploeteren om zijn werk goed te
kunnen doen. Van de andere kant beklaagt hij zich ook dat de wederzijdse door
stroming van universitaire wetenschap en archief, waaraan het ook nu nog ernstig
schort, meer dan onvoldoende is.
Aan de lijst van hoogleraren, wier namen Bakhuizen tegen zijn verwachting
in niet in de bezoekerslijst van het archief tegenkwam ten detrimente uiter
aard van hun werk, zou een dik modern supplement (de gunstige uitzonderingen
daargelaten) kunnen worden toegevoegd. Wat mij het meest opvalt in de univer
sitaire wereld van heden, is de volle bezetting met wetenschappers op instituten,
waar deelterreinen van de wetenschap aan de orde zijn. Niet dat er daar teveel
zijn of dit werk niet meer dan verantwoord is, maar de onderbezetting der archieven
met uitzondering van enkele grootstedelijke archieven en de gunstige positie in
sommige streekarchivariaten, steekt er des te schriller tegen af. Er zullen dus
betere taakverdelingen behoren te komen.
Er is nog een ander ernstig manco te signaleren. Het uitbaten van een rijke mijn
stelt een bijzondere voorwaarde. De verhouding tussen hakkers en stutters moet
in evenwicht zijn, zij het niet rechtevenredig. Daar is een constante voor. Welnu:
ik meen dat in Nederland secure Pieten als wij zijn dank zij de veelgeprezen
Archiefwetgeving 1918-1962 het stutten voldoende veilig is gesteld. Waar van
daag de roep omgaat is om meer en meer, en hooggekwalificeerde hakkers, waar
voor goeddoordacht werkterreinen moeten worden afgebakend. In tegenstelling
tot Graswinckel meen ik, ook het Latijn van Bakhuizen ten spijt dat hier
volwaardige taken liggen, waarvoor tweede klassers soms zelfs beter geëquipeerd
zijn.
[7]