Charlois staande predikanten, waarvan het beroep te Charlois overwogen werd, hadden wij misschien geplaatst onder de Varia in het kerkeraadsarchief en niet in de Appendix. Het jaartal 1583 uit de titel van deze inventaris moet men wel binnenin even zoe ken. Het prijkt in nr. 426, een band met jaarrekeningen van de kerkmeesters 1583- 1662. Het eerste resolutie- en notulenboek begint in 1605; hetgene, dat daaraan vooraf ging was toen al verbrand. Uit de 17e eeuw bleef, al zijn vele archiefbe scheiden zoek geraakt, toch nog het nodige bewaard. De meeste bescheiden echter dateren uit de 19e en 20e eeuw. De inventaris, die is verlucht met een reproductie van een afbeelding van Charlois in 1816 uit Robert Hill, Sketches in Flandern and Holland, kon gedrukt worden met financiële steun van de kerkvoogdij van de hervormde gemeente Charlois. J. H. van den Hoek Ostende N. M. Japikse, Algemeen Rijksarchief, Het archief van de familie Fagel. Ministe rie van onderwijs, kunsten en wetenschappen, 's Gravenhage 1964. 243 blz. De heer Japikse opent zijn inleiding met de geschiedenis van de familie Fagel, die zich in 1585 van uit de Zuidelijke Nederlanden te Amsterdam vestigde en reeds in de volgende generatie te 's Gravenhage. Het laatste mannelijke lid van de fa milie stierf in 1928. Ik hoef hier niet te vertellen, welke rol dit geslacht in de geschiedenis van ons land speelde. De heer Japikse geeft een preciese opsomming van de functies, die de verschillende Fagels in de loop der tijden bekleedden. In het archief van de familie zijn 26 leden van het geslacht met hun echtgenoten vertegenwoordigd, niet alleen de bovengenoemde functionarissen, maar ook an deren en daarbij vrouwelijke. Over deze 26 leden geeft de heer Japikse uitvoerige bijzonderheden, waarbij hij o.a. ook de portretten vermeldt. Daarna wijdt hij een beschouwing aan de geschiedenis van het familiearchief, dat hij ook min of meer op genealogische wijze behandelt. Slechts enkele bevoorrechten waren erin gslaagd toegang tot dit archief te krijgen, toen het in 1922 in bruikleen aan het Rijk werd gegeven. In 1930 werd het ten slotte voor 20.000,aangekocht. De heer Japikse ordende het archief, dat voor de helft in beslag wordt genomen door het zogenaamde griffiersarchief (zie zijn artikel in dit tijdschrift van 1961), zoveel mogelijk in overeenstemming met de oude ordening door de bezitters zelf. Een zeer uitvoerige inhoudsopgaaf geeft toegang tot de belangrijkste onderwerpen, die in het archief te vinden zijn. Een zuinige en bijzonder praktische methode volgde de bewerker bij het beschrijven van de bewaarde correspondenties. In de inventaris zijn die voor ieder familielid per jaar genummerd, zonder nadere ge gevens; de schrijvers of soms de geadresseerden vindt men alleen in de index. Dr. H. T. Colenbrander noemde in 1913 het archief 'de vermoedelijk kostbaarste verzameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk Huisarchief) in particulier bezit voorkomt, waarin het mij gegeven was een oog te slaan Inderdaad is het archief Fagel uit historisch oogpunt hoogst belangrijk. Wellicht niet in hoofdzaak om de inhoud als zodanig. Verreweg het meeste van het aanwezige materiaal zal in Nederlandse of buitenlandse archieven op de of ficiële plaatsen terug te vinden zijn. De geïntercipieerde brieven van buitenlandse diplomaten hebben tenslotte na ontcijfering door de helpers van de Fagels immers toch hun uiteindelijke bestemming bereikt. Raadpleegt men de indices, dan ziet men ook, dat de particuliere correspondentie, gelet op de geadresseerden, hoofdzakelijk ook wel echt particulier is geweest en slechts zelden een belangrijk licht op historische vraagstukken zal werpen. Bijzonder gewichtig is daartegenover het feit, dat wij de politieke geschiedenis van ons land gedurende een zeer lange periode zien ontstaan door de ogen van de genen, die wel als de voornaamste insiders kunnen worden beschouwd, de Fagels, wier denksysteem eigenlijk tot op heden op de buitenlandse politiek drukt. De opeenvolgende generaties Fagel deden hetzij tegelijktijdig, hetzij achteraf die gedeelten uit de landspapieren overnemen, die in hun ogen op beslissende of op zijn minst belangrijke evenementen betrekking hadden. Zij selecteerden het histori sche bronnenmateriaal met een geheel aparte beroepsmatige kennis van zaken. Dat zij ambtenaren waren, geeft extra waarde aan het geheel. Zij namelijk wisten, welke groepen op een ogenblik via hun vertegenwoordigers in de in aanmerking komende besognes van de Staten-Generaal domineerden en welke gebeurtenissen ook in dit verband extra belang hadden. Zelfs voor zaken van economie en muntslag, haringvisserij en dergelijke hadden de griffiers Fagel aandacht. Het zou de moeite lonen na te gaan of en hoe de betrokken problemen tegelijktijdig in de vergaderingen van de Staten-Generaal zijn behandeld. Behalve dit punt van algemeen groot methodologisch belang zijn in het archief Fagel nog een aantal voor de praktijk van het historisch onderzoek gewichtige bronnen te vinden, als door henzelf bewerkte series klappers op de resoluties van de Staten-Generaal, overzichten van in het diplomatieke verkeer van de Republiek gebruikte cijfers over periodes van tientallen jaren en wat dies meer zij. Slechts door de inventaris laat de in het materiaal van het archief zelf aanwezige draad zich volgen, wat aan het werk van de heer Japikse een waarde geeft, die inventarissen uiteraard op zich zelf anders meestal niet hebben. I. H. van Eeghen De Historische vereniging voor Zuid-Holland onder de zinspreuk 'Vigilate Deo Confidentes heeft als twaalfde deel der Zuid-Hollandse studiën een bundel studiën onder leiding van mevr. mr. E. C. M. Leemans-Prins het licht doen zien getiteld 'Zegels en wapens van steden in Zuid-Holland'. Een dertiental deskundigen, waaronder verschillende archivarissen, heeft ieder voor zich een overzicht gegeven van de evolutie van zegel en wapen van één der Zuid-Hollandse steden Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, 's Graven- [75] [74]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1967 | | pagina 41